In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 10 januari 2024. Dit bezwaar is gericht tegen het besluit van 19 december 2023, waarbij de loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van haar (ex)werkneemster, [persoon], met ingang van 3 februari 2024 is gewijzigd in een loonaanvullingsuitkering. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet tijdig heeft beslist op het bezwaar, wat leidt tot de conclusie dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar moet nemen. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht van € 385,- aan eiseres moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 juli 2025. Eiseres is vertegenwoordigd door een gemachtigde, en de zaak betreft een geschil over de tijdige besluitvorming door het UWV.