ECLI:NL:RBZWB:2025:4803

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
11720643 OV VERZ 25-2889 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een vonnis en verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad

In deze zaak verzoekt verzoeker om herroeping van een eerder vonnis van 21 mei 2025. De verzoeker, samen met een tweede verzoeker, heeft de procedure in persoon gevoerd tegen de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep op herroeping een vordering is, en dat de overige verzoeken ook als vorderingen moeten worden aangemerkt. Dit betekent dat de verzoeker de procedure niet kan aanhangig maken met een verzoekschrift, maar dat hij een dagvaarding moet uitbrengen. De kantonrechter heeft de verzoeker in de gelegenheid gesteld om de inleidende processtukken te verbeteren en de gedaagde partij te dagvaarden. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat de verzoekschriftenprocedure met deze beschikking wordt afgesloten en dat de verzoeker rekening moet houden met de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij het opstellen van de dagvaarding. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 6 augustus 2025, waar de verzoeker de gelegenheid krijgt om de dagvaarding in te dienen. De kantonrechter heeft verder aangegeven dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 11720643 OV VERZ 25-2889
beschikking d.d. 18 juli 2025
inzake een verzoek van

1.[verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] ,
beiden wonende te [plaats] ,
verzoekende partij in de hoofdzaak en het incident,
verder te noemen: [verzoeker] c.s. (mannelijk enkelvoud),
procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
verwerende partij in de hoofdzaak en het incident,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T. Quist-Koppelaar, advocaat te Waalwijk (onttrokken per 19 juni 2025).

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het op 22 mei 2025 ter griffie ontvangen verzoekschrift;
de akte overlegging aanvullende bijlage van 27 mei 2025 met één productie;
de akte houdende incidenteel verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van 30 mei 2025;
e aanvulling op het verzoek tot herroepping van 6 juni 2025 met producties;
de akte houdende overlegging aanvullend bewijs van 12 juni 2025 met één productie;
de op 14 juni 2025 ter griffie ontvangen herziening van het verzoekschrift;
het op 15 juni 2025 ter griffie ontvangen overzicht procesdossier [verzoeker] c.s. met producties;
de akte houdende overlegging aanvullend bewijs van 15 juni 2025;
het aanvullend verzoekschrift van 16 juni 2025;
de reactie van [verzoeker] c.s. op feitelijke en juridische gronden in de herroepingsprocedure van 16 juni 2025;
de antwoordakte ex artikel 382 jo. 32 Rv van 16 juni 2025;
de akte houdende formele inroeping van bedrog en verzoek tot rechterlijke vaststelling nietigheid van 17 juni 2025;
het herstel van de voornoemde akte van 17 juni 2025;
de aanvullende akte ex artikel 285 Rv van 17 juni 2025;
het aanvullend verzoek van 20 juni 2025;
het verzoek van 21 juni 2025 met betrekking tot de ingediende klacht;
de akte houdende nadere toelichting en bewijsaanbod van 22 juni 2026;
het verzoek om toelichting op de mededeling van de schorsing van de procedure van 25 juni 2025;
de akte houdende bewijs tegen personeelsverklaringen 1 tot en met 17 van 26 juni 2025;
de aanvulling op verzoek tot herroeping van 27 juni 2025;
de aanvullende akte tot herroeping van 27 juni 2025;
de akte van 29 juni 2025 van aanvulling van het verzoek;
de akte van aanvulling van 30 juni 2025;
de slotakte ten behoeve van het herroepingsverzoek van 30 juni 2025;
de incidentele akte tot aanvulling van het verzoek van 8 juli 2025;
de akte onderbouwde levenslijn van 9 juli 2025;
de akte van overlegging productie van 12 juli 2025;
de schriftelijke verklaring bedrog van 12 juli 2025;
de akte overlegging analyse van 16 juli 2025.

2.Het geschil en de beoordeling

In de hoofdzaak en het incident:
2.1
[verzoeker] c.s. verzoekt in de hoofdzaak:
- het vonnis van 21 mei 2025 met zaaknummer 11273987 CV EXPL 24-4222 te herroepen;
- de zaak opnieuw in behandeling te nemen;
- de door [verzoeker] c.s. gedane buitengerechtelijke vernietiging van het winkelverbod van 21 maart 2025 te erkennen;
- vast te stellen dat de winkelontzegging van 21 maart 2025 geen zelfstandige juridische grondslag heeft en daardoor als onrechtmatig moet worden aangemerkt;
- te verklaren dat met het winkelverbod van 21 maart 2025 sprake is van een verboden dubbele sanctionering op identieke gedragingen;
- het winkelverbod te toetsen aan het discriminatieverbod, het evenredigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel;
- te bepalen dat het ontbreken van de griffier en de niet-verwerkte processtukken een zodanige aantasting van de rechtsorde opleveren, dat op grond van artikel 21 Rv en artikel 6 EVRM het vonnis als ondeugdelijk moet worden herzien;
- [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen.
In het incident verzoekt hij de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van het vonnis te schorsen en [gedaagde] te verbieden om over te gaan tot executie van het vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 385 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat het beroep op herroeping een vordering is. De overige verzoeken zijn verklaringen voor recht, die volgens artikel 3:302 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ook vorderingen zijn. Dit betekent dat [verzoeker] c.s. de procedure niet aanhangig kan maken met een verzoekschrift. Hij had een dagvaarding uit moeten brengen. De kantonrechter zal hem, gelet op het bepaalde in artikel 69 Rv, in de gelegenheid stellen om de inleidende processtukken te verbeteren in die zin dat hij op zijn kosten [gedaagde] bij deurwaardersexploot dagvaardt tegen de hierna genoemde roldatum.
2.3
De kantonrechter wijst [verzoeker] c.s. erop dat hij bij het opstellen van de dagvaarding rekening dient te houden met de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekeningsvoorschriften en de inhoud van de dagvaarding. Ook wijst de kantonrechter erop dat van [verzoeker] c.s. wordt verwacht dat hij zijn stellingen, thans opgenomen in de stukken onder a. tot en met cc., voor zover hij daarin persisteert, opneemt in de dagvaarding. De individuele stukken, zoals in deze verzoekschriftenprocedure ingediend, zijn geen processtukken in de dagvaardingsprocedure, omdat de verzoekschriftenprocedure met deze beschikking wordt afgesloten.
2.4
Ook wijst de kantonrechter [verzoeker] c.s. er alvast op dat in de dagvaardingsprocedure stukken kunnen worden ingediend op het moment dat daarom wordt verzocht door de behandelend kantonrechter, behoudens bijvoorbeeld aktes vermeerdering of vermindering van eis en producties in de aanloop van een mondelinge behandeling. Ongevraagde inhoudelijke reacties op stukken van de wederpartij of verdere inhoudelijke aanvullingen van stellingen door één van partijen zijn in het kader van de goede procesorde niet toegestaan. Deze stukken zullen retour worden gestuurd zonder deze in behandeling te nemen.
2.5
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In de hoofdzaak en het incident:
3.1
stelt [verzoeker] c.s. in de gelegenheid om op zijn kosten over te gaan tot verbetering van de inleidende processtukken;
3.2
verwijst de zaak hiertoe naar de rolzitting van
woensdag 6 augustus 2025 te 10.00 uur;
3.3
stelt [verzoeker] c.s. in de gelegenheid om [gedaagde] met inachtneming van de wettelijke termijnen tegen de hiervoor genoemde datum en tijd te dagvaarden onder betekening van deze beslissing en van het inleidend verzoekschrift en vervolgens het exploot van dagvaarding uiterlijk één dag eerder dan voornoemde roldatum ter inschrijving op de rol aan de griffie aan te bieden;
3.4
beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
3.5
stelt [verzoeker] c.s. in de gelegenheid haar stellingen aan te passen aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels;
3.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025