ECLI:NL:RBZWB:2025:4818
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht, dat bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening betaald moet worden, niet op tijd is voldaan. Dit is in overeenstemming met artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een verzoek niet-ontvankelijk is als het griffierecht niet tijdig is betaald. Verzoeker is op 9 juli 2025 per aangetekende brief geïnformeerd over de betaling van het griffierecht, met de mededeling dat dit uiterlijk twee weken na de datum van de nota op de rekening van het Ministerie van Justitie en Veiligheid moest zijn bijgeschreven. Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan op 24 juli 2025 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van Rechtspraak.nl.