In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woonboerderij, vastgesteld op € 893.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De rechtbank heeft op 9 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat geen van beide partijen erin is geslaagd om de voorgestelde waarde van de woning aannemelijk te maken. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de onderbouwing van de waarde niet voldoende was. De rechtbank heeft de waarde van de woning uiteindelijk vastgesteld op € 800.000, waarbij de aanslag OZB dienovereenkomstig werd verminderd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 juli 2025.