ECLI:NL:RBZWB:2025:4834

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
BRE 25/2318
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor distributiecentra

Op 23 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen Milieuvereniging De Groene Koepel en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eisers, vertegenwoordigd door mr. R. Hörchner, hebben beroep ingesteld omdat het college niet tijdig heeft beslist op hun bezwaar van 19 juli 2024 tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor twee distributiecentra met kantoren en een perceelafscheiding en geluidsscherm. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft het college op 22 mei en 27 juni 2025 verzocht om de benodigde stukken en een verweerschrift, maar het college heeft hieraan geen gehoor gegeven. Hierdoor heeft de rechtbank op basis van de beschikbare stukken uitspraak gedaan zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat het college een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 385,- en een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten aan de eisers betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2318

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2025 in de zaak tussen

Milieuvereniging De Groene Koepel. uit Rijsbergen,

Natuur- en Milieuvereniging [vereniging 1],uit [plaats 1],
de Vereniging [vereniging 2]uit [plaats 1] en
de Stichting [stichting]uit [plaats 2],
hierna: eisers,
(gemachtigde: mr. R. Hörchner),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld, omdat het college volgens hen niet op tijd heeft beslist op hun bezwaar van 19 juli 2024 tegen de verlening van een omgevingsvergunning betreffende twee distributiecentra met kantoren en het plaatsen van een perceelafscheiding en geluidsscherm.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
2.1.
De rechtbank heeft het college op 22 mei 2025 en op 27 juni 2025 verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Tot op heden heeft het college hieraan geen gehoor gegeven. Dit betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken, ingediend door eisers, uitspraak zal doen.
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eisers hebben het bezwaarschrift ingediend op 19 juli 2024. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is
.Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] Het college had dus uiterlijk op 5 november 2024 moeten beslissen. De verlenging van de termijn bij brief van 28 november 2024 was dus niet rechtsgeldig. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eisers hebben het college op 20 januari 2025 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 385,- aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 23 juli 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.