In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een B.V. uit [plaats], heeft ingesteld tegen het UWV. Eiseres stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 22 november 2021 voor herbeoordeling van de uitkering van een (ex-)werknemer op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de aanvraag op 25 november 2021 heeft ontvangen en dat het uiterlijk op 20 januari 2022 had moeten beslissen. Aangezien het UWV dit niet heeft gedaan, moet het UWV alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit nemen. De rechtbank legt het UWV een beslistermijn van vier maanden op, in plaats van de standaard twee weken, vanwege de noodzaak voor een zorgvuldige overweging. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 23 juli 2025.