ECLI:NL:RBZWB:2025:4845

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
23/2641 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster, een B.V., om een veroordeling van verweerster, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van verweerster van 16 maart 2023. Na beoordeling van de door verweerster ingebracht informatie heeft verzoekster geconcludeerd dat voortzetting van de beroepsprocedure niet langer opportuun is. De rechtbank heeft verweerster in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten, waarop verweerster zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. Een (ex-)werkneemster heeft als derde-partij verzocht om verzoekster te veroordelen tot vergoeding van haar gemaakte kosten, omdat zij juridische kosten heeft moeten maken door het beroep van verzoekster.

De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling en wijst de verzoeken af. De rechtbank legt uit dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerster niet tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster, waardoor de rechtbank het verzoek als kennelijk ongegrond afwijst. Ook het verzoek van de (ex-)werkneemster wordt afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor is. De rechtbank wijst de verzoeken om vergoeding van de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2641 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V. uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. P. Willems),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerster
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[(ex-)werkneemster]uit [plaats], (ex-)werkneemster
(gemachtigde: mr. D.P.M.A.H. Roks).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerster in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van verweerster van 16 maart 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken, omdat zij heeft geconcludeerd – nadat zij de in beroep door verweerster ingebracht informatie (eindelijk) heeft kunnen (laten) beoordelen – dat voortzetting van de beroepsprocedure niet langer opportuun is.
1.1.
De rechtbank heeft verweerster in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerster heeft de rechtbank meegedeeld dat zij zich ten aanzien van het verzoek van verzoekster om een vergoeding in de proceskosten refereert aan het oordeel van de rechtbank.
1.2. (
(Ex-)werkneemster heeft verzocht om verzoekster te veroordelen tot vergoeding van de door haar gemaakte kosten. Zij voert daartoe aan dat zij als gevolg van het door verzoekster ingestelde beroep juridische kosten heeft moeten maken.
1.3.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?

3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerster aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerster geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 26 april 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van (ex-)werkneemster tegen het primaire besluit van 13 april 2022 gegrond is verklaard en haar recht op een WIA-uitkering is voortgezet per 14 juni 2022 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
4.2.
Verweerster heeft in haar verweerschrift verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Zij is dus niet tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.
Het verzoek van (ex-)werkneemster
5. Ten aanzien van het verzoek van (ex-)werkneemster overweegt de rechtbank dat daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt. In de wetsgeschiedenis van artikel 8:75a van de Awb staat:

Voor de goede orde wordt er nog op gewezen dat de bijzondere rechtsingang alleen kan worden gebruikt voor het verkrijgen van een uitspraak over de veroordeling van een bestuursorgaan in de kosten die de indiener van het beroepschrift heeft gemaakt, en dus niet over de veroordeling van een andere partij dan het bestuursorgaan of een veroordeling ten
behoeve van een andere partij dan de indiener van het beroepschrift.”. [3]
De rechtbank wijst daarom ook dit verzoek als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier op 28 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb.
3.Kamerstukken II 1993/94, 23780, nr. 3, p. 7.