Op 24 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant voor de duur van twaalf maanden. Dit verzoek is gedaan omdat de minderjarige geen structureel en onbelast contact heeft met haar vader, wat haar ontwikkeling ernstig bedreigt. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de relatie tussen hen is verstoord, wat leidt tot spanningen en een gebrek aan communicatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat eerdere pogingen tot contactherstel via een UHA-traject zijn mislukt en dat de mogelijkheden voor hulpverlening in het vrijwillig kader zijn uitgeput. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om de ouders te begeleiden in het herstellen van het contact tussen de minderjarige en haar vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.