ECLI:NL:RBZWB:2025:4860

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
10223582 CV EXPL 22-2983 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aannemer en een opdrachtgever over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 10 april 2024 overwogen dat er ernstige gebreken zijn geconstateerd in de uitvoering van het werk door de aannemer. Een deskundige heeft vastgesteld dat deze gebreken in de toekomst kunnen leiden tot vochtproblemen en een verminderde technische levensduur van de aanbouw. De opdrachtgever heeft daarom een beroep gedaan op de tenzij-bepaling van artikel 7:759 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, wat inhoudt dat hij niet verplicht is de herstelwerkzaamheden door de aannemer te laten uitvoeren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opdrachtgever terecht een beroep doet op deze bepaling, gezien de ernst van de gebreken en het gebrek aan vertrouwen in de aannemer.

De opdrachtgever heeft vervolgens een verklaring voor recht gevorderd dat de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk is ontbonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van de aannemer zodanig zijn dat de opdrachtgever de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. De omvang van de ontbinding is vastgesteld op € 19.268,04, wat overeenkomt met de geraamde herstelkosten. De kantonrechter heeft de aannemer veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.059,89 aan de opdrachtgever, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de aannemer veroordeeld in de proceskosten van de opdrachtgever, die zijn begroot op € 5.166,06. In reconventie is de aannemer ook veroordeeld in de proceskosten van € 271,50.

Uitspraak

ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10223582 \ CV EXPL 22-2983
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[aannemer],
te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [aannemer] ,
gemachtigde: mr. B.H. Vader,
tegen
[opdrachtgever],
te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [opdrachtgever] ,
gemachtigde: mr. V.L. Bosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024 met de daarin genoemde processtukken;
- het deskundigenbericht van de heer ing. [naam] , ingekomen op 11 oktober 2024;
- de conclusie na deskundigenbericht van 13 november 2024 van [aannemer] ;
- de conclusie na deskundigenbericht van 13 november 2024 van [opdrachtgever] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie
Vragen en antwoorden deskundige
2.1.
Bij voornoemd tussenvonnis is de heer ing. [naam] tot deskundige benoemd en zijn aan hem een aantal vragen voorgelegd. Op deze vragen heeft de deskundige – verkort weergegeven en voor zover van belang – het volgende geantwoord (telkens schuingedrukt weergegeven):
1. Is het werk door [aannemer] goed en deugdelijk uitgevoerd conform de overeenkomst?
“Nee.”
2. Zo nee, welke gebreken constateert u?
“Zie § 9.3. De uitgevoerde werkzaamheden vertonen op basis van de gehanteerde beoordelingscriteria (zie § 9.1) de volgende gebreken:
Doordat het gemetselde buitenspouwblad is vervangen door de geventileerde Keralit geveldelen, voldoet de isolatiewaarde van deze gevel niet aan de prestatie-eis vanuit het Bouwbesluit.
De dakopstanden van de daklichten zijn niet voorzien van isolatie.
De details van de Keralit geveldelen zijn niet of ondeugdelijk toegepast:
a.
Ontbreken van lekdorpel.
b.
Ontbreken van eindprofiel.
c.
Hoekprofiel ter plaatse van kozijn aansluiting is foutief geplaatst.
4.
Ontbreken van openstootvoegen in gemetselde borstwering (ter plaatse van de buren).
5.
Ontbreken van voldoende ventilatie in spouwconstructie ter plaatse van de gemetselde borstwering.
6.
Het voorgeschreven metalen zetwerk ter plaatse van de kolom is niet uitgevoerd en hier is een lucht- energielek aanwezig.
7.
Gebreken bouwkundige aansluiting dak aanbouw op bestaande gevel woning:
a.
Geen waterkering aanwezig.
b.
Geen isolatie aanwezig.
c.
Geen koudebrug onderbreking in de vorm van gasbeton aanwezig.
8.
Gebreken dakbedekking aanbouw:
a.
Dakbedekking in zijn geheel ondeugdelijk aangebracht, inclusief randdetails en stadsuitloop.
b.
De waterhuishouding van het dak is ondeugdelijk aangepast.”
3. Hoe ernstig zijn deze gebreken?
“In zijn algemeenheid zullen de gebreken leiden tot vochtproblematiek in de toekomst en een verminderde technische levensduur van de aanbouw, wat als ernstig moet worden aangemerkt.”
4. Wat zijn de (toekomstige) gevolgen van de gebreken? Is er sprake van schade als gevolg van de gebreken? Zo nee, is in de toekomst schade te verwachten?
“Thans is er nog geen schade aan de binnenzijde van de aanbouw zichtbaar en waargenomen. Dit is te verklaren door de aard van de gebreken, die een opbouwend karakter hebben. Zo zullen de gebreken ten aanzien van de waterkerende details een vochtopbouw in de constructie hebben, welke pas na verloop van tijd zichtbare gevolgen zullen hebben.
Echter de verwachting is dat deze gebreken binnen een periode van 5 jaar zich duidelijk gaan manifesteren in de vorm van vochtplekken, schimmelvorming en houtrot.”
5. Kunt u per gebrek aangeven of [opdrachtgever] deze gebreken op het moment van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken?
“Nee. Van [opdrachtgever] mag als leek niet worden verwacht dat hij deze gebreken had herkend.”
6. Kunt u per gebrek aangeven welke kosten er zijn gemoeid met het herstel, uitgesplitst in materialen en arbeidskosten (aantal uren en uurloon)?
“Ik heb een raming opgemaakt van het door mij beoogde herstel. Ik wil u bijgaand ook attenderen op Ad. 2. Toelichting raming/begroting en (herstel)adviezen en Ad. 3 Besmet werk: zoals omschreven in Hoofdstuk 13.
Ten behoeve van de beoogde herstelwerkzaamheden ben ik uitgegaan van een gemiddeld uurtarief van een geoutilleerd bouwbedrijf en relevante marktprijzen voor bouwmaterialen.”
7. Kunt u de kosten begroten voor het verhelpen van de gebreken zodanig dat aan de overeenkomst van aanneming van werk en aan de eisen van goed en deugdelijk werk wordt voldaan?
“Zie antwoord vraag 6.”
8. Is er destructief onderzoek nodig? Zo ja, voor welke onderdelen, wat zijn hiervan de kosten en hoeveel tijd is hiervoor nodig?
“Ik heb de gebreken goed kunnen beoordelen met de endoscoopcamera. Mijns inziens is er geen aanvullend onderzoek benodigd.”
9. Heeft u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zijn?
“Nee.”
Standpunten partijen
2.2.
[aannemer] concludeert dat de isolatiewaarde nog steeds minstens zo goed is als de isolatiewaarde van traditionele materialen, dat ten aanzien van het boeiboord aan de zijgevel geen sprake is van een gebrek en dat kan worden volstaan met het afkitten van stuiknaden en dat dat tot goed en deugdelijk werk leidt. Tot slot concludeert [aannemer] dat [opdrachtgever] nooit heeft ontkend en betwist dat partijen wel degelijk hadden afgesproken dat EPDM dakbedekking werd aangebracht.
2.3.
[opdrachtgever] concludeert dat [aannemer] het deskundigenrapport voor een ‘second opinion’ heeft voorgelegd aan de eerder door hem ingeschakelde deskundige – de heer [deskundige 1] . Deze opstelling verenigt zich niet met het uitgangspunt dat met het deskundigenrapport een definitief oordeel over de twistpunten volgt. Voorts concludeert [opdrachtgever] dat het rapport een waarheidsgetrouwe weergave vormt van de opname en legt zich neer bij de conclusies zoals de heer [naam] heeft getrokken.
Reactie op rapport [deskundige 2]
2.4.
Bij het op 27 december 2023 tussen partijen gewezen vonnis is beslist dat [aannemer] zich mocht uitlaten over het ter zitting door [opdrachtgever] ingebrachte rapport van [deskundige 2] . Bij akte heeft [aannemer] hierover aangevoerd dat het rapport geen deugdelijk oordeel betreft omdat het – onder andere – niet is gebaseerd op een inspectie ter plaatse. De kantonrechter is van oordeel dat, nu een deskundigenbericht is gelast en daaruit een voldoende duidelijk beeld ten aanzien van de gebreken volgt, het rapport van [deskundige 2] buiten beschouwing kan worden gelaten.
Oordeel
2.5.
De kantonrechter neemt de bevindingen van de deskundige, die gemotiveerd zijn onderbouwd, over. Naar aanleiding van die bevindingen oordeelt de kantonrechter als volgt.
2.6.
In het tussenvonnis van 27 december 2023 is overwogen dat vast staat dat er is opgeleverd en dat er aan de zijde van [aannemer] sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tot aanneming van werk. Vervolgens is overwogen dat beoordeeld dient te worden of zich zodanige omstandigheden voordoen dat [opdrachtgever] een beroep toekomt op de tenzij-bepaling van artikel 7:759 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Hierbij is overwogen dat het afhankelijk is van de ernst en omvang van de gebreken of kan worden geconcludeerd dat van [opdrachtgever] als opdrachtgever niet kan worden gevergd dat de herstelwerkzaamheden door [aannemer] worden uitgevoerd en of [opdrachtgever] de overeenkomst terecht heeft ontbonden. Daarnaast is overwogen dat nog onduidelijk is welke gebreken voor rekening van [aannemer] dienen te komen en welke (herstel)kosten daarmee gepaard gaan.
Gebreken en herstelkosten
2.7.
De deskundige somt op pagina 23 van het rapport, als antwoord op vraag 2, de gebreken op die hij heeft waargenomen. De kosten van herstel beraamt de deskundige op een totaalbedrag van € 19.268,04.
Tenzij-bepaling van artikel 7:759 lid 1 BW
2.8.
[opdrachtgever] heeft [aannemer] niet in de gelegenheid gesteld om de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen en doet een beroep op de tenzij-bepaling van artikel 7:759 lid 1 BW. Blijkens de memorie van toelichting zullen de omstandigheden als bedoeld in de tenzij-bepaling zich voordoen ‘als de noodzakelijke herstelwerkzaamheden groot ongerief voor de aanbesteder zouden meebrengen, of als in verband met de gebleken onbekwaamheid van de aannemer geen goed resultaat van de herstelwerkzaamheden is te verwachten, of als niet valt aan te nemen dat de herstellingen binnen redelijke termijn voltooid kunnen worden’.
2.9.
De deskundige heeft vastgesteld dat de gebreken als ernstig moeten worden aangemerkt omdat de gebreken in de toekomst tot vochtproblematiek en een verminderde technische levensduur van de aanbouw zullen leiden en omdat de verwachting is dat de gebreken zich binnen 5 jaar duidelijk zullen manifesteren in de vorm van vochtplekken, schimmelvorming en houtrot. Daarnaast blijkt ook uit het deskundigenrapport dat veel herstelwerkzaamheden benodigd zijn.
2.10.
De kantonrechter oordeelt dat op basis van het deskundigenbericht vast staat dat de ernst en omvang van de gebreken zodanig is dat er zijdens [opdrachtgever] sprake is van een gerechtvaardigd gebrek aan vertrouwen in [aannemer] . Van [opdrachtgever] kan daarom niet worden gevergd dat de herstelwerkzaamheden door [aannemer] worden uitgevoerd. Dit betekent dat [opdrachtgever] een beroep toekomt op de tenzij-bepaling van artikel 7:759 lid 1 BW. Zijn verweer slaagt dus.
Ontbinding
2.11.
[opdrachtgever] vordert een verklaring voor recht dat de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk is ontbonden dan wel de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst tot aanneming van werk te ontbinden wegens wanprestatie van [aannemer] . Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de afweging of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). Verzuim treedt ook in indien van de opdrachtgever niet gevergd kan worden dat deze de opdrachtnemer nog tot herstel toelaat (ECLI:NL:GHARL:2014:4051).
2.12.
Door het geslaagde beroep van [opdrachtgever] op de tenzij-bepaling is dus sprake van verzuim aan de zijde van [aannemer] . [opdrachtgever] heeft de overeenkomst tussen partijen dan ook rechtsgeldig ontbonden. De kantonrechter zal de door [opdrachtgever] gevorderde verklaring voor recht toewijzen.
Rechtsgevolgen ontbinding
2.13.
De (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst heeft het volgende tot gevolg. Aangezien de aard van de prestatie van [aannemer] uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, treedt daarvoor in de plaats een waardevergoeding (artikel 6:272 BW). Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, zoals in deze zaak het geval is, dan wordt deze vergoeding ingevolge lid 2 van genoemd wetsartikel beperkt tot de waarde die de prestatie voor de ontvanger ( [opdrachtgever] ) op het tijdstip van ontvangst in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad (de subjectieve waarde). [opdrachtgever] voert aan dat de omvang van de ontbinding moet worden vastgesteld op het openstaande saldo van € 20.327,93. Hieruit volgt dat [opdrachtgever] bij correcte nakoming door [aannemer] bereid was de factuurbedragen te voldoen, zodat aangenomen kan worden dat de in rekening gebrachte factuurbedragen de waarde van de prestaties van [aannemer] bij correcte nakoming vertegenwoordigen. Uit het deskundigenrapport volgt dat er veel en ernstige gebreken zijn. De deskundige raamt de herstelkosten op € 19.268,04 inclusief btw. De kantonrechter volgt dit en stelt de omvang van de ontbinding daarom vast op € 19.268,04. Dat betekent dat de subjectieve waarde (€ 64.836,53 (factuurbedragen) minus € 19.268,04 (herstelkosten) is) € 45.568,49 bedraagt. [opdrachtgever] heeft in totaal een bedrag van € 44.508,60 betaald. [opdrachtgever] dient daarom nog een bedrag van (€ 45.568,49 minus € 44.508,60 is) € 1.059,89 aan [aannemer] te voldoen. Daartoe zal [opdrachtgever] worden veroordeeld.
2.14.
[opdrachtgever] vordert in reconventie voor recht te verklaren dat hem een beroep op de uitzonderingsgrond toekomt en dat hij de herstelwerkzaamheden voor rekening van [aannemer] door een derde partij mag laten uitvoeren. Dat [opdrachtgever] een beroep toekomt op de uitzonderingsgrond volgt al uit het voorgaande. Daarnaast is het niet mogelijk om naast ontbinding nog aanspraak te maken op een vervangende schadevergoeding. De kantonrechter zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
2.15.
Tot slot vordert [opdrachtgever] voor recht te verklaren dat [aannemer] aansprakelijk is voor schade aangebracht aan de woning van [opdrachtgever] , voor zover daarvan bij de herstelwerkzaamheden of uit het deskundigenoordeel blijkt. Nu uit het deskundigenoordeel geen verdere schade blijkt zal dit deel van de vordering ook worden afgewezen.
Wettelijke rente
2.16.
[aannemer] maakt aanspraak op de wettelijke rente vanaf 15 mei 2022 tot de dag van volledige voldoening. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom.
Proceskosten
2.17.
[aannemer] is in conventie (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. In het tussenvonnis van 27 december 2023 is reeds overwogen dat de kosten van het deskundigenonderzoek, die door [opdrachtgever] zijn voorgeschoten, uiteindelijk zullen komen ten laste van die partij die in het eindvonnis wordt veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [opdrachtgever] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.357,50
(2,5 punten × € 543,00)
- deskundigenkosten
- nakosten
3.673,56
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.166,06
2.18.
[aannemer] wordt daarnaast veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De kosten in reconventie worden tot dit vonnis vastgesteld op € 271,50 (1 x 0,5 punt x € 543,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [opdrachtgever] om aan [aannemer] te betalen een bedrag van € 1.059,89, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 15 mei 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [aannemer] in de proceskosten van € 5.166,06, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [aannemer] ook de kosten van betekening betalen;
in reconventie
3.3.
verklaart voor recht dat de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk is ontbonden en stelt de omvang van de ontbinding vast op € 19.268,04;
3.4.
veroordeelt [aannemer] in de proceskosten van € 271,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [aannemer] ook de kosten van betekening betalen;
in conventie en in reconventie
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.