ECLI:NL:RBZWB:2025:4861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
24/3522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake wijziging WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2025, zaaknummer BRE 24/3522, wordt het beroep van eiser tegen de wijziging van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die arbeidsongeschikt is verklaard, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin zijn loongerelateerde wga-uitkering werd omgezet in een wga-loonaanvullingsuitkering. Het UWV heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat eiser 43,88% arbeidsongeschikt is, maar eiser betwist deze beoordeling en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten, waaronder PTSS en fysieke beperkingen. De rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV als voldoende zorgvuldig beoordeeld, maar constateert een motiveringsgebrek met betrekking tot de afwezigheid van een urenbeperking. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om dit gebrek te herstellen binnen acht weken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de bijbehorende beperkingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3522 WIA T

tussenuitspraak van 28 juli 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. L.H.E. Sweers,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank eisers beroep tegen de wijziging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
In een besluit van 21 november 2022 (primair besluit) heeft het UWV bepaald dat eisers loongerelateerde wga-uitkering met ingang van 29 januari 2023 wordt omgezet in een wga-loonaanvullingsuitkering, waarbij eiser 45-55% arbeidsongeschikt wordt geacht.
1.2.
In het bestreden besluit van 5 maart 2024 heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV heeft bepaald dat eiser per 29 januari 2023 voor 43,88% arbeidsongeschikt moet worden geacht, waarmee hij in de arbeidsongeschikt-heidsklasse van 35 tot 45% valt. Eisers WIA-uitkering is met ingang van 6 maart 2024 omgezet naar een wga-vervolguitkering met een uitkeringspercentage van 28% van het minimumloon.
1.3.
Het UWV heeft op eisers beroep gereageerd middels een verweerschrift.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 mei 2025. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M. Duric.
1.5
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiser is werkzaam geweest als vooropname expert voor 40 uur per week. Op 17 februari 2020 meldde hij zich arbeidsongeschikt voor dit werk wegens lichamelijke klachten in de vorm van pijn in de onderrug en heup. Verder kampte eiser met PTSS-klachten, die zijn gerelateerd aan zijn werk als beveiliger in Curaçao en Venezuela.
2.1
Eiser heeft ondanks aanhoudende klachten na een periode van twee jaar ziekte een vaststellingsovereenkomst ondertekend met zijn werkgever. Vervolgens heeft hij twee functies in loonvormende arbeid vervuld. Hierin werden zijn klachten getriggerd en hij kreeg in toenemende mate last van de PTSS. Hij stopte bij een van de werkgevers en heeft met terugwerkende kracht op 16 augustus 2022 een WIA-aanvraag ingediend.
2.2
Het UWV heeft in een besluit van 18 november 2022 aan eiser een loongerelateerde wga-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,36%. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2.3
In het besluit van 21 november 2022 (primaire besluit) heeft het UWV bepaald dat eisers loongerelateerde wga-uitkering met ingang van 29 januari 2023 wordt omgezet in een wga-loonaanvullingsuitkering.
2.4
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit.
2.5
Bij brief van 15 augustus 2023 heeft UWV aan eiser bericht voornemens te zijn het primaire besluit te wijzigen. De wijziging zou inhouden dat eiser per 29 januari 2023 voor 43,88% arbeidsongeschikt wordt beschouwd en zijn WIA-uitkering met ingang van 16 oktober 2023 wordt verlaagd naar 28% van het minimumloon.
2.6
Eiser heeft tegen dit voornemen een zienswijze ingediend.
2.7
Met het bestreden besluit heeft het UWV de uitkering gewijzigd in de besluitvorming die is weergegeven in de inleiding.
Relevante regelgeving
3. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Eisers standpunt
4. Volgens eiser heeft het UWV onvoldoende rekening gehouden met zijn klachten en beperkingen. Hij stelt dat hij ten onrechte niet lichamelijk is onderzocht. Hij voert daartoe aan dat hij aanhoudende fysieke klachten aan ellebogen, nek, onderrug en heup heeft door artrose, en de ziekte van Dupuytren die problemen veroorzaakt aan de handen. Er dienen aanvullende beperkingen aangenomen te worden op het gebied van tillen en dragen, duwen en trekken, reiken, afwisselen van houding, het maken van hoofdbewegingen en het gebruik van handen en vingers. Volgens eiser heeft het UWV verder onvoldoende beperkingen aangenomen in verband met zijn PTSS. Hij wijst er daarbij onder meer op dat uit het psychisch onderzoek van de primaire verzekeringsarts van 10 mei 2023 volgt dat sprake is van intens psychisch lijden en dat zijn klachtenpresentatie reëel is. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt – onder meer – een rapport van verzekeringsarts [naam 1] van 12 december 2024 en medische informatie van [ggz-instelling] van 4 april 2024 overgelegd. Er dient sprake te zijn van een rustige en prikkelarme werkomgeving en werk waarbij geen of nauwelijks contact met anderen vereist is. Daarnaast dient een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week te worden aangenomen.
Daarnaast zijn ook de geduide functies niet passend. Deze zijn voor hem te zwaar.
Het medisch onderzoek dat is verricht door het UWV
5.1.
Het medisch onderzoek van het UWV dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
5.2.
De primaire verzekeringsarts heeft eisers dossier bestudeerd, met daarin door hem overgelegde medische informatie in de vorm van een brief van GZ-psycholoog [naam 2] van 28 december 2022 en een brief van orthopeed [naam 3] van 15 december 2022. De verzekeringsarts heeft eiser ook gezien op een medisch spreekuur van 10 mei 2023, waar eiser psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts overweegt dat ondanks een operatie geen sprake is van dusdanige verbetering dat de fysieke belastbaarheid anders is dan voorheen. Op het mentale vlak claimt eiser dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, maar hij voldoet niet aan de criteria van 'geen benutbare mogelijkheden'. Uit het onderzoek blijkt dat geen sprake is van onvermogen tot functioneren. Evenmin is sprake van een opname in een ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid of adl-afhankelijkheid. Eisers (subjectieve) klachten zijn verergerd sinds de behandeling. Op basis daarvan concludeert de verzekeringsarts dat eiser per 29 januari 2023 ongeschikt is voor intensieve klant- of patiëntencontacten, solitaire functies of leidinggevende taken. Eiser voldoet niet aan de criteria voor het toepassen van een urenbeperking op grond van de standaard 'Duur belastbaarheid in arbeid'. Er is geen sprake van een dusdanig energetisch gebrek om een urenbeperking te kunnen aannemen. Er is in voldoende mate rekening gehouden met de ervaren energetische klachten en klachten bij het persoonlijk- en sociaal functioneren, waardoor geen aanvullende urenbeperking vereist is. De verzekeringsarts heeft eisers beperkingen vervat in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 mei 2023, die toepasselijk is op 29 januari 2023.
5.3.
De verzekeringsarts b&b heeft eisers dossier bestudeerd en eiser gesproken tijdens een telefonische hoorzitting op 13 februari 2024. Volgens hem geven eisers bezwaren geen aanleiding om te twijfelen aan de overwegingen en conclusies van de primaire verzekeringsarts. Diens diagnostische overwegingen zijn namelijk in lijn met die uit de behandelend sector, en de conclusies over de belastbaarheid komen logisch en inzichtelijk voort uit de verkregen onderzoeksresultaten. Eiser is aangewezen op zowel fysiek als mentaal relatief licht belastend werk, waarbij in het bijzonder rekening is gehouden met het hanteren van emoties, omgaan met conflicten en samenwerken. De primaire verzekerings-arts heeft rekening gehouden met de ervaren toename van klachten door aanvullende beperkingen in de FML op te nemen op het gebied van klant- en patiëntcontact, solitaire functies en leidinggevende taken. In bezwaar zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven om meer of ernstigere beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen, omdat eiser op de peildatum niet voldeed aan één van de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit.
Het arbeidsdeskundig onderzoek door het UWV
6. Het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV is verricht door een arbeidsdeskundige. Hij heeft, rekening houdend met de FML van 10 mei 2023, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productieplanner, werkvoorbereider (administratief) (Sbc-code 513010), Boekhouder, kassier (Sbc-code 515070) en Wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053). Op basis van deze functies concludeert de arbeidsdeskundige dat sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 43,88% .
Beoordeling zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het UWV
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV als zodanig op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, met daarin medische informatie van de behandelend sector. De verzekeringsarts heeft eiser ook gezien op een medisch spreekuur van 10 mei 2023, waar eiser psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft eisers dossier bestudeerd en eiser gesproken tijdens een telefonische hoorzitting op 13 februari 2024. Gezien het voorgaande beschikten de verzekeringsartsen van het UWV over voldoende inzicht in eisers (medische) situatie. Uit hun rapporten blijkt ook dat zij op de hoogte waren van eisers klachten, waaronder zijn fysieke en psychische klachten als gevolg van artrose en PTSS. Deze hebben de verzekeringsartsen ook kenbaar betrokken in hun beoordeling.
7.2
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het onderzoek van het UWV onzorgvuldig is geweest, omdat hij niet fysiek is onderzocht op een spreekuur. Zij stelt daarbij voorop dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1040) volgt dat het feit dat geen lichamelijk onderzoek is verricht, nog niet betekent dat het medisch onderzoek van het UWV onvoldoende zorgvuldig was. Het UWV heeft in zijn verweerschrift op steekhoudende wijze uiteengezet dat eiser op 10 mei 2023 wel fysiek op een spreekuur is gezien door de primaire verzekeringsarts, en dat deze arts heeft gesteld dat lichamelijk onderzoek geen meerwaarde had gezien de aanwezige informatie van de behandelend sector. Eiser is verder wel lichamelijk onderzocht op 7 september 2022 bij het spreekuur dat voorafging aan de toekenning van eisers WIA-uitkering, terwijl zijn fysieke klachten blijkens de stukken vervolgens onveranderd zijn gebleven. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat de verzekeringsartsen van het UWV ten onrechte hebben afgezien van lichamelijk onderzoek
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
8. Eiser stelt dat er vanwege fysieke klachten meer beperkingen in de FML dienen te worden opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat de verzekeringsarts b&b geen juist beeld had van de fysieke beperkingen. In de FML van 10 mei 2023 zijn onder meer beperkingen gesteld in de rubrieken Dynamische Handelingen en Statische houdingen. De rechtbank ziet geen reden om te concluderen dat de beperkingen daarin niet voldoende zijn vertaald. Eiser heeft de door hem gestelde nekklachten niet nader onderbouwd. Eiser heeft verder gewezen op de door hem in beroep overgelegde medische informatie in de vorm van een aantal radiologieberichten en een informatie-fragment van de huisarts van 18 juni 2024. De verzekeringsarts b&b heeft hierop gesteld dat de verslagen het beeld van overwegend matig ernstige degeneratieve afwijkingen aan het skelet bevestigen, maar geen wezenlijk ander beeld geven van de aard en ernst van de medische problematiek aan het bewegingsapparaat rond de peildatum. In de FML is voldoende rekening gehouden met deze problematiek door de hierin opgenomen beperkingen in statische en dynamische belastbaarheid. De rechtbank kan dit volgen.
9. Eiser stelt onder verwijzing naar het rapport van verzekeringsarts [naam 1] dat vanwege de continue verhoogde alertheid, gejaagdheid en prikkelbaarheid in de FML zou moeten worden opgenomen dat eiser is aangewezen op een rustige en prikkelarme werkomgeving. Daarnaast zou in de FML nader moeten worden toegelicht dat hij oppervlakkige en kortdurende klanten- en patiëntencontacten enkel aankan als het sporadische contacten betreft.
10. De verzekeringsarts b&b heeft in reactie hierop gesteld dat in de FML al rekening is gehouden met eisers PTSS en daarbij optredende alertheid, gejaagdheid en prikkelbaarheid doordat hij is aangewezen op werk waarbij mentale prikkels beperkt zijn. Zo is hij aangewezen op relatief eenvoudige en voorspelbare werkzaamheden zonder sterk wisselende omstandigheden, storingen, onderbrekingen, veelvuldige deadlines en een hoog handelingstempo. Hierdoor zal eiser minder snel afgeleid zijn en zich niet extra gejaagd voelen door het werk. Uit de anamnese of de medische informatie blijkt geen specifieke overgevoeligheid voor licht of geluid. Met de prikkelbaarheid is rekening gehouden door beperkingen toe te voegen in de omgang met anderen, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerken, hanteren van emoties en conflicten en in het contact met klanten of patiënten. Uit de pathologie, het dagverhaal en de presentatie bij de onderzoeken blijkt volgens de verzekeringsarts b&b niet dat geheel geen contact met anderen mogelijk is. Er is ook duidelijk in de FML aangegeven dat contacten met klanten of patiënten weinig frequent, kort en oppervlakkig moeten zijn. De rechtbank acht hiermee voldoende gemotiveerd dat op deze punten geen verdere beperkingen noodzakelijk zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week op energetische en preventieve gronden is aangewezen, vanwege de vermoeidheidsklachten die voortvloeien uit de PTSS. Daartoe is, onder verwijzing naar het rapport van [naam 1] , onder meer aangevoerd dat uit het spreekuur volgt dat eiser het nauwelijks alleen redt, hij recent geïndiceerd is voor huishoudelijke hulp en al enkele jaren hulp krijgt bij het bijhouden van financiën en administratie. Eiser slaapt slecht en staat moe op, gaat meerdere dagen per week overdag terug naar bed en dient ook tijdens overige dagactiviteiten tussendoor veel te rusten. Volgens eerdere onderzoeksverslagen valt hij geregeld overdag in slaap. Het kost hem veel energie om de dagelijkse gang van zaken min of meer normaal te laten verlopen. Het oppakken van enkele dagdelen werk leidde binnen enkele maanden tot een toename van PTSS en energieverlies.
12. De verzekeringsarts b&b heeft hierop gereageerd door te stellen dat belanghebbende is aangewezen op zowel fysiek als mentaal relatief licht belastende werkzaamheden, waarbij ook de energetische belasting van de arbeid relatief gering is. Bij verdere afwezigheid van een specifieke slaapwaakstoornis, of een onderliggende zéér ernstige somatische- of psychiatrische aandoening (bijvoorbeeld ernstige cardiale- of pulmonale problematiek, een maligniteit of ernstig depressief/psychotisch beeld) die een sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt, hoeven geen aanvullende beperkingen aan de duurbelastbaarheid te worden gesteld.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV hiermee, in het licht van het rapport van verzekeringsarts [naam 1] , onvoldoende gemotiveerd waarom voor eiser geen urenbeperking is aangenomen. De verzekeringsarts b&b is niet specifiek ingegaan op de door [naam 1] naar voren gebrachte argumenten om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank betrekt hierbij dat volgens de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid het ziektebeeld van eiser aanleiding kan geven voor het aannemen van een urenbeperking. Naar het oordeel van de rechtbank is op dit punt dan ook sprake van een motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking
14. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om nader te motiveren waarom er geen aanleiding is voor het opnemen van een urenbeperking. Mocht de FML aangepast (dienen te) worden, dan dient er tevens een herbeoordeling door een arbeidsdeskundige plaats te vinden. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
15. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 28 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.