ECLI:NL:RBZWB:2025:4862

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436550 / JE RK 25/1083
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin na onveilige thuissituatie en gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2025 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een netwerkpleeggezin, te weten bij zijn tante aan de moederszijde. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen in het kader van een verlenging van de ondertoezichtstelling, die eerder was ingesteld vanwege de onveilige thuissituatie en gedragsproblemen van [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, terwijl de vader niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] niet bij zijn ouders kan wonen vanwege de onveilige situaties en het agressieve gedrag dat hij vertoont. Eerdere pogingen tot behandeling in een jeugdhulpinstelling, Sterk Huis, zijn mislukt, waardoor de kinderrechter heeft besloten dat een plaatsing bij de tante de beste optie is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een verzoek is ingediend voor de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, wat nog in behandeling is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436550 / JE RK 25/1083
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
locatie Rotterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D. Marcus te Goirle.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2025.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 juli 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de vader niet verschenen. Ook de moeder is niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Haar advocaat verklaart dat de moeder niet naar de rechtbank komt. De kinderrechter besluit daarop de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van de moeder en de vader.
1.4
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek of via een brief aan de kinderrechter. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 19 november 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 19 november 2024 tot 19 augustus 2025.
2.3
Bij beschikking van 25 februari 2025 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (te weten de tante moederzijde) en opvolgend een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 25 februari 2025 tot 19 augustus 2025.

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen in een netwerkpleeggezin, te weten bij tante (moederzijde) voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 19 augustus 2025.
3.2
De GI verzoekt om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. Tussen de ouders is sprake van een conflictscheiding. Er is vanuit de vader dreiging richting de moeder, waardoor er voor haar, [minderjarige] en haar twee andere kinderen onveiligheid is ontstaan. Bij [minderjarige] is sprake van gedragsproblemen. Hij laat verbaal en fysiek agressief gedrag zien richting de moeder en zijn twee zussen. Met name de jongste zus ([zus]) is daardoor fysiek onveilig. [minderjarige] blijft over de grenzen van anderen gaan waarbij ernstige conflicten kunnen ontstaan. Hierin is hij niet of nauwelijks te begrenzen. Verder wordt gezien dat [minderjarige] op meerdere gebieden vastloopt. [minderjarige] glijdt steeds verder af en veiligheidsrisico’s, zoals gebruik van middelen, agressie binnen- en buitenshuis, nemen toe. Daarnaast heeft [minderjarige] van kinds af aan problemen met slapen.
4.2
Onderzoek naar wat [minderjarige] nodig heeft, heeft niets opgeleverd. Op 11 april 2025 was [minderjarige] gestart met een 24-uurs opname bij Sterk Huis. [minderjarige] voelde zich niet veilig op de behandelgroep, waardoor het hem niet lukte om deel te nemen aan de dagstructuur op de groep. Aan het opbouwen van een vertrouwensband met de groepsleiding kwam [minderjarige] niet toe door de hoge spanning en onveiligheid die hij op de groep ervoer. [minderjarige] werd op de groep zichtbaar ongelukkiger en kreeg ook lichamelijke spanningsklachten zoals hoofdpijn, buikpijn en extreme vermoeidheid. Een langere plaatsing bij Sterk Huis werd dan ook als niet haalbaar beoordeeld, terwijl [minderjarige] ook niet naar huis kan. De moeder heeft voor zichzelf nog geen passende ondersteuning opgestart om de gebeurtenissen uit het verleden met de vader een plekje te geven. Zij voelt de ruimte hiervoor pas op het moment dat het goed gaat met haar kinderen. Met de GI is de moeder in goed contact.
4.3
[minderjarige] kan bij tante (moederzijde) terecht. Hier verbleef hij eerder na een agressie-incident tussen [minderjarige] en [zus] op 13 januari 2025 en voor de opname bij Sterk Huis. De veiligheidsscreening bij tante is positief. Nu [minderjarige] weer bij de tante verblijft, zit hij lekkerder in zijn vel. De moeder ervaart dit ook zo. Samen met de moeder ziet de GI dat hulpverlening vertraging oploopt. [minderjarige] is naar Sterk Huis gegaan met de intentie om een behandeling te starten. Dit is niet gelukt, waardoor dit vertraging oploopt.

5.Het standpunt van de moeder

5.1
Namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat de moeder akkoord is met het verzoek. Het gaat beter met [minderjarige] nu hij weer bij tante is. Hij kan zijn emoties beter reguleren en accepteert ‘het gezag’ van tante.
5.2
De moeder wenst wel op te merken dat het haar frustreert dat de hulpverlening vertraging oploopt. De moeder vindt dat er meer moet gebeuren. [minderjarige] heeft hulpverlening nodig en dat moet meer urgentie hebben. Ook acht zij het opmerkelijk dat er vanuit de GI nog geen contact is geweest met tante. [minderjarige] verblijft daar nu al drie weken. Het is aan de GI om te monitoren hoe het bij tante met [minderjarige] gaat.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Inhoudelijke beoordeling
6.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] op dit moment niet bij een van zijn ouders kan wonen. De kinderrechter heeft zorgen over de onveilige situaties die zich hebben voorgedaan. Met name de escalaties in de thuissituatie en het agressieve gedrag van [minderjarige] richting zijn moeder en zussen zijn uiterst zorgelijk. Tussen [minderjarige] en de vader is na een escalatie in Spanje weer sprake van een pril contactherstel, waardoor van een plaatsing bij de vader geen sprake kan zijn.
6.3
Hoewel het voor de ontwikkeling van [minderjarige] goed zou zijn dat hij behandeling krijgt van Sterk Huis, en dit ook is ingezet, is gebleken dat een 24-uurs opname op dit moment niet haalbaar voor hem is. Het lukt [minderjarige] niet om deel te nemen aan een behandeling en om een vertrouwensband met medewerkers van Sterk Huis op te bouwen. [minderjarige] heeft van zijn opname veel spanning ervaren, waar hij ook lichamelijk klachten van kreeg. Een voortzetting van de opname van [minderjarige] bij Sterk Huis is, op dit moment, geen optie meer.
6.4
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij tante in het belang is van zijn verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 19 augustus 2025. Hiermee wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met feitelijke. Een plaatsing bij tante wordt door de moeder en tante zelf ondersteund.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.5
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Tot slot
6.6
De kinderrechter heeft van de GI begrepen dat zij inmiddels ook een verzoek heeft ingediend voor de verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige] en [zus] en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . Die procedure, waarvoor nog geen mondelinge behandeling is gepland, is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/436737 JE RK 25-1118. De kinderrechter geeft de moeder mee dat indien en voor zover zij het eens is met die verzoeken, zij dit op schrift kan stellen, zodat die zaak indien gewenst schriftelijk kan worden afgedaan. Wanneer mr. Marcus in die zaak de moeder bijstaat, kan zij ten behoeve van het plannen van een eventuele mondelinge behandeling alvast haar verhinderdata kenbaar maken.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten tante (mz) met ingang van 17 juli 2025 voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 19 augustus 2025;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.