Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] ,
Procedure
Standpunten
In de tweede plaats heeft de rechter-commissaris in de bestreden beslissing verwezen naar zijn eerdere beslissing van 29 augustus 2024, maar die is deels vernietigd door de rechtbank. De rechtbank oordeelde op 2 oktober 2024 dat de vraag of de concepten aan het dossier toegevoegd moeten worden niet beantwoord kon worden op basis van het dossier zoals het er lag op 29 augustus 2024, maar dat dat pas het geval zou kunnen zijn als de verdediging de concepten in heeft kunnen zien en een gemotiveerd verzoek aan het Openbaar Ministerie heeft gedaan om ze aan het dossier toe te voegen. Een dergelijk verzoek kan het Openbaar Ministerie alleen weigeren na een machtiging ex artikel 34 Sv. De rechter-commissaris lijkt in zijn beslissing van 11 juni 2025 geen oog te hebben voor deze beslissing van de raadkamer.
Ten slotte heeft de rechter-commissaris de vordering tot het verstrekken van een machtiging ex artikel 34, vierde lid, Sv ten onrechte afgewezen. Het Openbaar Ministerie vindt het verzoek van de verdediging om de concepten aan het dossier toe te voegen onvoldoende gemotiveerd. Zonder voorbeelden van de door de verdediging genoemde vier categorieën verschillen kan niet beoordeeld worden of de verschillen relevant zijn voor enige door de rechter te nemen beslissing.
De officier van justitie heeft daarom verzocht de bestreden beslissing van de rechter-commissaris te vernietigen en de vordering tot het verstrekken van een machtiging ex artikel 34, vierde lid, Sv toe te wijzen.
Beoordeling
Dev Sol)). De sinds 1 januari 2013 gewezen jurisprudentie over de interpretatie van art. 149a Sv biedt vooralsnog geen aanknopingspunten voor de stelling dat het in artikel 149a Sv geformuleerde relevantiecriterium anders dient te worden uitgelegd en toegepast dan het voormalige
Dev Sol-criterium.