Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de hervatting van de verpleging van overheidswege en de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1983 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging en verlenging van de tbs met één jaar toegewezen. De betrokkene was eerder veroordeeld tot een interneringsmaatregel voor onbepaalde duur wegens opzettelijke brandstichting en had sindsdien te maken met meerdere behandelpogingen en incidenten, waaronder het overtreden van voorwaarden met betrekking tot middelengebruik.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is gebleken om zich aan de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging te houden, wat heeft geleid tot een hoog recidivegevaar. De reclassering en externe gedragsdeskundige adviseerden een langdurend klinisch behandeltraject, waarbij de rechtbank de noodzaak van een hervatting van de verpleging van overheidswege onderstreepte. De rechtbank oordeelde dat de huidige situatie van de betrokkene, inclusief zijn verslavingsproblematiek, een intensieve en langdurige behandeling vereist, die niet kan worden geboden binnen het kader van de voorwaardelijke beëindiging.
De rechtbank heeft de termijn van de verlenging van de tbs beperkt tot één jaar, ondanks de aanbeveling voor een langere termijn, om de voortgang van de behandeling nauwlettend te monitoren. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de betrokkene zelf, waarbij de rechtbank de lange wachttijd voor een klinische behandeling als onwenselijk beschouwde, maar de noodzaak van een behandeling binnen het kader van de verpleging van overheidswege als essentieel beschouwde.