ECLI:NL:RBZWB:2025:4879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
02-342624-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grooming en bezit kinderporno met toepassing van adolescentenstrafrecht en verminderd toerekeningsvatbaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte, die beschuldigd werd van grooming en het bezit van kinderporno. De verdachte heeft in de periode van 17 juni 2024 tot en met 20 juli 2024 contact gehad met een 12-jarig meisje via WhatsApp, waarbij hij seksueel getinte vragen stelde en haar voorstelde om elkaar te ontmoeten met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten. Op 20 juli 2024 heeft de verdachte daadwerkelijk een afspraak gemaakt om het meisje te ontmoeten, maar deze ontmoeting werd verstoord door de moeder van het slachtoffer, die de verdachte opwachtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar heeft ook rekening gehouden met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld door een psycholoog. De rechtbank heeft besloten om het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en impulsief gedrag. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en er zijn bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-342624-24
vonnis van de meervoudige kamer van 30 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: in de periode van 17 juni 2024 tot en met 20 juli 2024 een ontmoeting met de (destijds) 12-jarige [slachtoffer] heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen met haar te plegen dan wel voor seksuele doeleinden en handelingen heeft ondernomen om deze ontmoeting te verwezenlijken (‘grooming’);
feit 2: op 21 juli 2024 kinderporno in bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 1 ten laste gelegde. Verdachte heeft geen handelingen ondernomen tot verwezenlijking van een ontmoeting met [slachtoffer] . Dat verdachte zich heeft voorgedaan als [naam] van 18 jaar, aan [slachtoffer] seksueel getinte vragen heeft gesteld en heeft afgesproken in [adres] in [plaats 1] zijn geen handelingen die als zodanig te kwalificeren zijn. Verdachte heeft wel in de periode van 17 juni 2024 tot 20 juli 2024 aan [slachtoffer] voorstellen gedaan om haar te ontmoeten, maar tot een daadwerkelijke verwezenlijking van een ontmoeting is het in die periode niet gekomen. Op 20 juli 2024 is het de moeder van [slachtoffer] die aan verdachte het bericht stuurt dat hij kan komen, waarop verdachte een handeling onderneemt om een ontmoeting te verwezenlijken. Het is echter niet verdachte die de ontmoeting heeft voorgesteld. Verdachte dient daarom van feit 1 vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 2 is geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1
Juridisch kader
Tot 1 juli 2024 stelde artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ‘grooming’ strafbaar. Vanaf 1 juli 2024 is het delict opgenomen in artikel 251, eerste lid, sub c, Sr.
Vaststelling feiten
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt over dit feit het volgende naar voren. In de ten laste gelegde periode heeft verdachte via WhatsApp met de destijds 12-jarige [slachtoffer] contact gehad en seksueel getinte vragen aan haar gesteld. Verdachte heeft veelvuldig aan [slachtoffer] gevraagd om met hem af te spreken, met als doel om op een seksuele manier aan elkaar te zitten en te voelen, samen iets naakt te doen en seks te hebben. Verdachte heeft [slachtoffer] laten weten wanneer hij beschikbaar was en heeft concrete voorstellen voor ontmoetingen gedaan. Op 20 juli 2024 is daadwerkelijk een afspraak voor een ontmoeting gemaakt en is verdachte op het afgesproken tijdstip naar de afgesproken plek in [plaats 1] gegaan. Daar trof hij de moeder van [slachtoffer] en haar partner aan.
Oordeel rechtbank
Uit de WhatsApp-berichten en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting volgt dat verdachte aan [slachtoffer] meerdere keren ontmoetingen heeft voorgesteld met het oogmerk om met haar ontuchtige handelingen te plegen dan wel voor seksuele doeleinden. Dat deed hij ook op 20 juli 2024. Die dag stuurde verdachte in de ochtend een WhatsApp-bericht aan [slachtoffer] met de vraag wanneer zij alleen is. [slachtoffer] reageerde daarop met “vanavond”, waarop verdachte reageerde met “Hoe laat?” en “Wil je dan samen spannend doen?”. De berichten van verdachte op 20 juli 2024 kunnen, mede gezien in het licht van zijn eerdere berichten waarbij hij seksueel getinte vragen aan [slachtoffer] stelde en meermaals aanstuurde op een ontmoeting, niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte aan [slachtoffer] voorstelt om haar die avond te ontmoeten. Dat het vervolgens de moeder van [slachtoffer] is die ’s avonds met de telefoon van [slachtoffer] aan verdachte het bericht stuurt “je kan nu wel komen”, doet daar niks aan af. Verdachte heeft vervolgens ook handelingen ondernomen ter verwezenlijking van die ontmoeting. Zo heeft hij – althans zo dacht hij – met [slachtoffer] in [adres] in [plaats 1] afgesproken en is hij daar ook daadwerkelijk heengegaan. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het onderdeel ‘zich voor te stellen als [naam] van 18 jaar oud’ nu dit geen handeling is ter verwezenlijking van een ontmoeting.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 17 juni 2024 tot en met 30 juni 2024 in Nederland
door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van
een communicatiedienst aan een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op
[2011] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt
een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen,
met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen,
en
in de periode van 1 juli 2024 tot en met 20 juli 2024 in Nederland een kind beneden de leeftijd van zestien jaren,
te weten [slachtoffer] ,
een ontmoeting heeft voorgesteld voor seksuele doeleinden,
terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van
die ontmoeting, door die [slachtoffer]
seksueel getinte vragen te stellen en/of vervolgens af te spreken in [adres] in
[plaats 1] en vervolgens naar [plaats 1] te gaan;
2
op 21 juli 2024 in Nederland
een visuele weergave van seksuele aard en/of met onmiskenbaar seksuele strekking
waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt was betrokken of schijnbaar was betrokken in bezit heeft gehad, te weten een video,
waarop te zien is dat:
het eigen lichaam vaginaal wordt gepenetreerd met
(een
)vinger(s), door die persoon.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij, met uitzondering van het geadviseerde contactverbod met [slachtoffer] , de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gesteld. De officier van justitie volgt het advies van de reclassering over toepassing van het volwassenenstrafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 verzocht verdachte vrij te spreken. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie bepleit. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden verbonden worden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met [slachtoffer] . Gelet op het advies van klinisch [psycholoog] stelt de verdediging zich op het standpunt dat het adolescentenstrafrecht toegepast dient te worden. Het advies van de reclassering om het volwassenstrafrecht toe te passen, is onvoldoende onderbouwd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte, destijds 21 jaar, heeft zich schuldig gemaakt aan grooming. Op 17 juni 2024 heeft hij via WhatsApp contact gezocht met de destijds 12-jarige [slachtoffer] . Verdachte deed zich daarbij voor als “ [naam] van 18 jaar”. Verdachte heeft [slachtoffer] seksueel getinte berichten gestuurd, seksueel getinte vragen gesteld en voorgesteld om elkaar fysiek te gaan ontmoeten. Het doel hiervan was om seksuele handelingen met [slachtoffer] te verrichten. Uiteindelijk is verdachte ook daadwerkelijk naar de woonplaats van [slachtoffer] gegaan om haar, op het afgesproken tijdstip en de afgesproken plaats, te ontmoeten. Dat het niet tot een ontmoeting met [slachtoffer] is gekomen, heeft niet gelegen aan verdachte, maar aan de omstandigheid dat de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] door de moeder van [slachtoffer] zijn ontdekt. Op de afgesproken plek trof verdachte de moeder van [slachtoffer] en haar partner aan. De partner van de moeder van [slachtoffer] heeft verdachte vastgepakt, hem in een auto gezet en is met hem naar het politiebureau in [plaats 2] gereden. De rechtbank vindt dit kwalijk. Verdachte werd op dat moment van zijn vrijheid beroofd en heeft angstige momenten meegemaakt. Hij had geen idee wat er met hem zou gebeuren en was erg bang. Het is niet aan burgers om het recht in eigen hand te nemen. De rechtbank zal hiermee bij het opleggen van de straf in strafmatigende zin rekening houden. Voor wat betreft het handelen van verdachte geldt dat hij zich kennelijk heeft laten leiden door zijn seksuele behoeften. Hij heeft er niet bij stilgestaan dat dergelijk handelen kan zorgen voor psychische schade bij een minderjarige en een normale seksuele ontwikkeling in de weg kan staan.
Daarnaast is er op de telefoon van verdachte kinderporno aangetroffen. Kinderporno is bijzonder ongewenst omdat daarachter een wereld schuil gaat van ernstig seksueel misbruik van soms hele jonge kinderen. Het (psychische) leed wat daarbij aan die kinderen wordt aangedaan, is vaak niet te overzien en laat voor de rest van hun leven diepe sporen na. Om dit alles heeft verdachte zich kennelijk niet bekommerd.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 27 mei 2025. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij beschikking van 8 augustus 2024 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is ten aanzien van verdachte, voor de duur van een zes maanden, een machtiging verleend tot opname en verblijf als bedoeld in de Wet Zorg en Dwang. Deze machtiging is vervolgens voor de duur van een jaar verlengd en is geldend tot 8 februari 2026. Verdachte verblijft op grond van deze machtiging in het [woonvoorziening] in [woonplaats] .
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van klinisch [psycholoog] van 12 april 2025. Uit dit rapport volgt dat verdachte lijdt aan een verstandelijke beperking en aan een stoornis in zowel het gebruik van alcohol als van cannabis en aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale- en borderlinetrekken. Deze problematiek beïnvloedde verdachte ten tijde van het plegen van de feiten, om welke reden de psycholoog adviseert de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Volgens de psycholoog kan in statistische zin gesproken worden over een in principe matig/hoog recidiverisico. Er zijn in geringe mate beschermende factoren aanwezig. Hoewel verdachte sinds enkele maanden een stabiel bestaan heeft, is hij daarin geheel afhankelijk van externe coaching en bescherming vanuit de woonvoorziening waar hij thans verblijft. Zo lang de rechterlijke machtiging doorloopt, is het risico op delictgedrag zo goed als afwezig. De psycholoog is van mening dat verdachte behandeling nodig heeft waarbij hij met name meer zicht krijgt op zijn eigen impulsiviteit, op zijn omgang met alcohol en drugs, op zijn omgang met grenzen in geseksualiseerde relaties en meer in het algemeen op zijn wijze van omgang met de grenzen van anderen. Deze hulpverlening zou gezien de leeftijd van verdachte idealiter uitgevoerd moeten worden in een voorziening voor jeugdhulpverlening in de omgeving van zijn huidige woonplaats of, bij afwezigheid daarvan, binnen de forensische zorg van de GGZ Westelijk Noord-Brabant. Hulpverlening/behandeling kan naar de mening van de psycholoog het beste worden opgelegd middels bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het rapport van de reclassering Novadic-Kentron van 3 juli 2025. Uit dit rapport volgt dat verdachte goed functioneert in een omgeving waar hij terug kan vallen op intensieve begeleiding in combinatie met een hoge mate van structuur en toezicht. Op dit moment verblijft verdachte, op grond van een rechterlijke machtiging, in een woonvoorziening die hierin kan voorzien. Dit heeft volgens de reclassering tot gevolg dat de kans op recidive aanzienlijk wordt beperkt. De reclassering vermoedt dat er een reële kans is dat verdachte zich in het vrijwillig kader op termijn niet zal conformeren aan de benodigde behandeling en zorg. Op basis daarvan wordt het recidiverisico als gemiddeld tot hoog ingeschat. De reclassering sluit zich aan bij het interventieadvies van [psycholoog] en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), dagbesteding, geen andere huisvesting zonder toestemming, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met het slachtoffer.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen, zoals hierboven kort weergegeven, over en maakt die tot de hare. Op die grondslag is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal daarmee in de strafmaat rekening houden.
Jeugdstrafrecht of volwassenstrafrecht?
[psycholoog] adviseert in zijn rapport van 12 april 2025 om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Uit de ‘Wegingslijst Adolescentenstrafrecht’ komt naar voren dat verdachte voor wat betreft zijn handelingsvaardigheden op een beperkt verstandelijk niveau functioneert en dat hij is geneigd te handelen zonder eerst na te denken. Voor wat betreft de pedagogische beïnvloeding is een pedagogische aanpak zowel noodzakelijk als mogelijk, is een continuering van scholing daar waar mogelijk noodzakelijk en heeft verdachte zeker in aanvang nog een groepsgericht leefklimaat nodig.
Op grond van het ASR-wegingskader en het psychologisch onderzoeksrapport ziet de reclassering, net als de Raad voor de Kinderbescherming aan wie de reclassering om advies heeft gevraagd, indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De reclassering constateert dat verdachte functioneert op het niveau van iemand met een licht verstandelijke beperking. Daarnaast wordt meerwaarde gezien van pedagogische beïnvloeding binnen een groepsgericht leefklimaat. Omdat een passende behandeling van verdachte binnen het jeugdstrafrecht echter niet of nauwelijks te realiseren zal zijn en behandeling wel noodzakelijk wordt geacht, adviseert de reclassering het volwassenstrafrecht toe te passen.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 21 jaar en dus meerderjarig. Het uitgangspunt is dan de toepassing van het volwassenenstrafrecht. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechtbank het jeugdstrafrecht (het zogenaamde adolescentenstrafrecht) toepassen voor verdachten tussen de 18 en 23 jaar oud, als de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader en/of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank ziet aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is verstandelijk beperkt, handelt impulsief, kan gevolgen van zijn gedrag moeilijk overzien, is pedagogisch beïnvloedbaar en is gebaat bij een groepsgericht leefklimaat. Verdachte heeft gelet op zijn problematiek een vorm van begeleiding en behandeling nodig, toegepast op zijn problematiek. Hoewel de rechtbank begrijpt dat behandelmogelijkheden in het voordeel van verdachte moeten worden meegewogen, is haar niet duidelijk geworden waarom de benodigde behandeling niet zou kunnen worden opgelegd en gerealiseerd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugdstraf. Het komt de rechtbank oneigenlijk voor om iemand te berechten volgens het volwassenenstrafrecht omdat de behandelmogelijkheden dan wellicht beter zouden zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, en ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 77c Sr een jeugdstraf opleggen. Bij toepassing van het jeugdstrafrecht kan de begeleiding door de volwassenreclassering plaatsvinden.
De op te leggen straf
De rechtbank acht het gelet op de problematiek van verdachte, waaruit onder meer naar voren komt dat verdachte impulsief handelt en moeite heeft om zijn grenzen aan te geven, van belang dat behandeling plaatsvindt. Sinds verdachte in het [woonvoorziening] verblijft, heeft hij een stabiel bestaan. Hij blijft daarbij wel afhankelijk van externe coaching en bescherming vanuit die woonvoorziening. Het verblijf in het [woonvoorziening] , waar duidelijkheid en structuur is, doet verdachte, zo zegt hij ook zelf, goed. Hij heeft het in het [woonvoorziening] naar zijn zin en er zijn op termijn mogelijkheden om daar in het vrijwillige kader te blijven wonen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte baat heeft bij hulpverlening en verdachte heeft er blijk van gegeven hiervoor open te staan en deze goed te kunnen gebruiken. De positieve ontwikkeling die in gang is gezet, dient naar het oordeel van de rechtbank niet doorkruist te worden. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een jeugddetentie van 30 dagen met aftrek van voorarrest, dat de rechtbank op 3 dagen begroot, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. Om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten en om het opleggen van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het contactverbod met [slachtoffer] . Met de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om een dergelijk contactverbod op te leggen. Het toezicht zal worden uitgevoerd door de volwassenreclassering.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 248e (oud), 251 (nieuw) en 252 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen dan wel voor seksuele doeleinden, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
feit 2:een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 30 (dertig) dagen, waarvan 27 (zevenentwintig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de
verslavingsreclassering van Novadic-Kentron (op het adres Rooseveltlaan 148 te Bergen op Zoom ) meldt en zich blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door GGZ WNB of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk of andere zinvolle dagbesteding met een vaste structuur;
* dat verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
-heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Vork, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juli 2025.