In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de minister van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn Wet open overheid (Woo)-verzoek van 4 december 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister op 15 januari 2025 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiser heeft de minister op 13 mei 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor de minister om alsnog te beslissen is verstreken.
De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De minister heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de overschrijding van de beslistermijn mede te wijten is aan de omvang van het verzochte document, dat uit 278 pagina’s bestaat en gevoelige informatie bevat. De rechtbank oordeelt dat een langere termijn dan twee weken gerechtvaardigd is, en stelt de nieuwe beslistermijn op 24 september 2025.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de minister het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 15 juli 2025.