ECLI:NL:RBZWB:2025:4895

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
25/1780
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen niet tijdig heeft beslist op zijn handhavingsverzoek van 4 november 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het college de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser het college op 26 februari 2025 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat het college binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de dwangsom die al verschuldigd is vastgesteld op € 1.442,-, en moet het college het griffierecht van € 194,- en proceskosten van € 453,50 aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1780

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Godderij),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op het handhavingsverzoek van 4 november 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 4 november 2024. Het college moet binnen acht weken beslissen op de aanvraag. [2] Het college heeft de termijn met acht weken verlengd en had uiterlijk op 24 februari 2025 moeten beslissen.
3.1.
Eiser heeft aangegeven dat hij het college per brief en per e-mail van 26 februari 2025 in heeft gebreke gesteld. Ondanks herhaald verzoek van de rechtbank heeft het college geen stukken ingediend. De rechtbank zal daarom ervan uitgaan dat de ingebrekestelling op 27 februari 2025 is ontvangen door het college. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
Omdat het college niet heeft gereageerd op het beroep van eiser en gelet op de verstreken tijd sinds het indienen van het handhavingsverzoek, ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze termijn af te wijken. Het college moet dus binnen twee weken alsnog een beslissing op het verzoek nemen.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiser heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
6.1.
Het college heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 14 maart 2025 tot 26 april 2025 en bedraagt € 1.442,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, het college de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door het college al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast zoals onder 6.1. berekend.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen 2 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
- stelt de door het college te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, op 21 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4:13 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.