In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het UWV beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar geen Wajong-uitkering toe te kennen, maar het UWV had niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiseres had op 18 oktober 2024 bezwaar gemaakt en het UWV had tot op dat moment geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt het UWV verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van een eerder verschuldigde dwangsom vast op € 1.442,-, die betrekking heeft op de periode van 13 mei 2025 tot 24 juni 2025. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor betrokkenen om beroep in te stellen bij overschrijding van beslistermijnen. De rechtbank stelt dat een zorgvuldige heroverweging van het bezwaar van eiseres noodzakelijk is, wat de langere termijn voor het UWV rechtvaardigt.