In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in een echtscheidingskwestie. De man en de vrouw, beiden betrokken bij de zorg voor hun minderjarige kinderen, hebben ieder zelfstandig verzoek ingediend. De man verzoekt om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van de kinderen aan hem. De vrouw verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning en de toevertrouwing van de kinderen aan haar, alsook om een zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2025 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw tot op heden de meeste zorg voor de kinderen heeft gedragen en dat het in het belang van de kinderen is dat deze situatie voorlopig wordt voortgezet. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen en het verzoek van de vrouw toegewezen, waarbij de vrouw met ingang van 16 juli 2025 het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning krijgt toegewezen. Tevens is bepaald dat de man recht heeft op contact met de kinderen op bepaalde dagen en tijden. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld en de beslissing genomen in het belang van de kinderen.