ECLI:NL:RBZWB:2025:4904

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/5232
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot lichte toets en integrale beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar bezwaar door de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van 25 september 2023, waarin haar verzoek om een bedrag van € 30.000 op basis van de lichte toets werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep, omdat haar situatie al integraal is beoordeeld in een eerdere beschikking van 6 mei 2024. De rechtbank stelt vast dat de integrale beoordeling een grondigere toets is dan de lichte toets, en dat de uitkomst van deze procedure bepalend is voor de vraag of eiseres als gedupeerde kan worden aangemerkt. Eiseres heeft op zitting aangevoerd dat zij in onzekerheid verkeert, maar de rechtbank concludeert dat eventuele schadevergoeding in de lopende bezwaarprocedure kan worden gecompenseerd door immateriële schade en wettelijke rente. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en krijgt eiseres geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres van 11 juni 2024 tegen de afwijzing van 25 september 2023 om haar op grond van de lichte toets een bedrag van € 30.000 te betalen. [1]
1.1.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 25 september 2023. Met het besluit van 10 mei 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen procesbelang heeft bij haar bezwaar aangezien de situatie van eiseres in een beschikking van 6 mei 2024 integraal is beoordeeld.
1.2.
Verweerder heeft met het besluit van 13 augustus 2024 het eerdere besluit van 10 mei 2024 ingetrokken en vervangen. Het bezwaar van eiseres tegen de beoordeling van de lichte toets is met het nieuwe besluit kennelijk ongegrond verklaard. Het beroep ziet van rechtswege op deze beslissing op bezwaar. [2]
1.3.
Verweerder heeft op 15 augustus 2024 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Eiseres heeft op 24 september 2024 een aanvullend beroepschrift ingediend naar aanleiding van het besluit van 13 augustus 2024.
1.5.
Naar aanleiding van de aanvullende beroepsgronden van eiseres heeft verweerder op 16 december 2024 een aanvullend verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam 1] als begeleidster, deelgenomen en namens verweerder hebben [naam 2] , [naam 3] en deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank dient, voordat tot een inhoudelijke beoordeling kan worden gekomen, ambtshalve te beoordelen of eiseres procesbelang bij deze procedure heeft. Procesbelang is het belang dat eiseres heeft bij de uitkomst van de procedure. Het moet gaan om een reëel en actueel belang. [3]
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres wil bereiken dat aan haar op basis van de lichte toets een bedrag van € 30.000 wordt toegekend. Op 6 mei 2024 heeft verweerder echter ook al een besluit afgegeven op basis van de integrale beoordeling. Ook bij deze toets heeft verweerder geen reden gezien om eiseres als gedupeerde aan te merken en € 30.000 te betalen. Op 11 juni 2024 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen deze integrale herbeoordeling en dit bezwaar loopt nog.
4. Op 24 februari 2025 heeft de rechtbank in een soortgelijke zaak geoordeeld dat er geen sprake is van procesbelang. [4] Daarbij is overwogen dat de integrale beoordeling een intensievere toets is dan de lichte toets, waarin de beoordeelde aspecten van de lichte toets worden meegenomen. Hierbij wordt ook gekeken of eiseres toch recht heeft op de € 30.000 uit de lichte toets. Met de integrale herbeoordeling wordt dus een volledige, grondigere herbeoordeling van het verzoek van eiseres gedaan. De uitkomst van die procedure bepaalt of eiseres uiteindelijk wel of niet als gedupeerde kan worden aangemerkt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiseres met dit ingestelde beroep geen reëel en actueel belang meer heeft. De beroepsgronden die zij heeft aangevoerd tegen de uitkomst van de lichte toets, kunnen aan de orde komen in het bezwaar tegen de integrale herbeoordeling.
5. Eiseres heeft op zitting voorts aangevoerd dat zij procesbelang heeft omdat zij inmiddels al lang in onzekerheid verkeert. Indien eiseres moet wachten op de beslissing op het bezwaar over de integrale beoordeling verkeert zij nog langer in onzekerheid.
6. De rechtbank begrijpt de wens van eiseres om zekerheid te verkrijgen. Indien en voor zover echter uit de lopende bezwaarprocedure betreffende de intensievere toetsing van de integrale beoordeling blijkt dat verweerder gehouden is tot betaling van schadevergoeding aan eiseres, dan wordt de vertraging in de betaling van de schadevergoeding gecompenseerd door vergoeding van immateriële schade en wettelijke rente. Een latere vaststelling van het zijn van gedupeerde wordt daarmee opgevangen. Hierdoor bestaat voor eiseres in deze procedure geen procesbelang.
7. Op grond van het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat er in het geval van eiseres anders geoordeeld zou moeten worden over het procesbelang dan in de uitspraak van 24 februari 2025. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat eiseres bij dit ingestelde beroep geen procesbelang heeft.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk, omdat het beroep niet-ontvankelijk is. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten, omdat er al geen procesbelang meer was op het moment dat eiseres het beroep instelde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M. Choyoua, griffier, op 28 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Op grond van de Catshuisregeling, artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie Toeslagen, voorheen vond deze regeling zijn grondslag in het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (ingetrokken in
2.Dit volgt uit artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.ECLI:NL:RVS:2025:2279 overweging 4.1.