ECLI:NL:RBZWB:2025:4919

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436565 / JE RK 25-1086
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en opvoedcapaciteiten

Op 18 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de opvoedsituatie. De ouders, die met elkaar zijn gehuwd, hebben gezamenlijk gezag over de kinderen, maar er zijn zorgen over de veiligheid en de opvoedcapaciteiten van beide ouders. Tijdens de zitting op 18 juli 2025 waren de ouders, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een incident waarbij de vader fysiek geweld heeft gebruikt tegen de moeder, wat door de kinderen is waargenomen. Dit heeft geleid tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft besloten om het verzoek van de Raad toe te wijzen en de ondertoezichtstelling te verlenen, met als doel de opvoedsituatie te verbeteren en de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter heeft de GI de opdracht gegeven om de regie te voeren in het proces en de belangen van de kinderen te bewaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/436565 / JE RK 25-1086
Datum uitspraak: 18 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 3 juni 2025, ontvangen op 3 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit het Raadsrapport volgt dat de ouders belast zijn met het gezamenlijk gezag over de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. De Raad vindt het positief dat de ouders openheid van zaken geven en dat de vader spijt heeft van het incident. De Raad ziet echter nog wel zorgen en is van mening dat er zicht moet komen op de opvoedsituatie van de kinderen. De Raad vindt het een gemiste kans dat casusregie het afgelopen halfjaar zeer minimaal contact heeft gehad met de ouders. Desalniettemin is hulpverlening vanuit [jeugdzorg] op dit moment te minimaal gezien de concrete zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en het patroon van de afgelopen jaren waarin geen structurele verbetering is bereikt in de opvoedsituatie. De Raad vindt het noodzakelijk dat op korte termijn middels Goed Genoeg Ouderschap (GGO) wordt onderzocht wat de opvoedcapaciteiten en de leerbaarheid van beide ouders zijn en welke vaardigheden zij nog kunnen leren.
4.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geeft de GI aan dat zij zich kan vinden in het verzoek van de Raad. De GI vindt het positief dat de ouders welwillend zijn en inzet tonen. Indien er een ondertoezichtstelling wordt verleend, zal de vertegenwoordiger van de GI de vaste jeugdbeschermer worden.
4.3.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het kinderbeschermingsonderzoek van vorig jaar is afgesloten met een terugverwijzing naar het vrijwillig kader. Er zou hulp worden ingezet in het vrijwillig kader en er zou elke maand iemand langskomen, maar de ouders hebben nooit iemand gezien. Dit was ook niet nodig aangezien het een stuk beter ging in de thuissituatie. Recent is het echter fout gegaan en heeft er een incident plaatsgevonden waarbij de vader fysiek geweld heeft gebruikt richting de moeder. De vader is erg teleurgesteld en boos op zichzelf. Hij schaamt zich voor wat hij heeft gedaan en hij voelt zich schuldig richting zijn gezin. De moeder licht toe dat zij erg geschrokken is van het incident. Het ging erg goed in de thuissituatie, maar wat er is gebeurd is heel heftig. De moeder hoopt dat het nooit meer gebeurt. Ondanks het heftige incident willen de ouders allebei de relatie voortzetten, ook voor de kinderen. Verder geeft de moeder aan dat zij niet tegen een ondertoezichtstelling is. Zij ziet een ondertoezichtstelling niet als een straf. Wanneer er een ondertoezichtstelling komt, kunnen de ouders laten zien dat het goed gaat.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal derhalve het verzoek van de Raad toewijzen en de ondertoezichtstelling verlenen voor de duur van een jaar, met ingang van 18 juli 2025 en tot 18 juli 2026. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Op 8 april 2025 heeft de Raad een melding ontvangen vanuit [jeugdzorg] dat er sprake is geweest van een incident waarbij de vader fysiek geweld heeft gebruikt richting de moeder. De vader zou de moeder met een mok hebben geslagen. De mok is hierbij stuk gegaan en de scherven hebben een diepe wond gemaakt in de onderarm van de moeder. Dit incident is gezien door de kinderen en de kinderen hebben de verantwoordelijkheid gehad om 112 te bellen. De kinderrechter vindt dit zorgelijk. De kinderen hebben al veel meegemaakt in hun jonge leven. [minderjarige 1] heeft het gevoel zijn moeder te moeten beschermen (parentificatie) en [minderjarige 2] vindt het moeilijk om zich te uiten over de situatie. De kinderrechter maakt zich zorgen omtrent de gebeurtenissen en de gevoelens die de kinderen hebben ervaren omtrent de spanningen tussen de ouders. Daarnaast is er onvoldoende zicht op de (on)veiligheid in de opvoedsituatie. De moeder heeft een belast verleden waarbij er sprake is geweest van alcoholmisbruik. Ook is het onduidelijk in hoeverre de moeder emotioneel beschikbaar is en of de verhouding draagkracht-draaglast in balans is. Verder is er ook weinig tot geen zicht op het functioneren van de vader en zijn alcoholgebruik.
5.4.
Voorts stelt de kinderrechter vast dat de ouders in het verleden hulpverlening hebben geaccepteerd, maar dat zij daarvan onvoldoende hebben kunnen profiteren en daarmee niet in staat zijn gebleken om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen. Om die reden is de kinderrechter van oordeel dat verdere hulpverlening in het vrijwillig kader – gezien de toenemende zorgen en het ontbreken van een structurele verandering – onvoldoende toereikend zal zijn. Daarom is een regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.5.
De kinderrechter sluit zich aan bij de opgestelde doelen die de Raad heeft geformuleerd in het Raadsrapport en geeft aan de GI de opdracht mee om de volgende doelen voor ogen te houden:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een veilige en stabiele opvoedsituatie, waarin zij niet meer worden blootgesteld aan alcoholgebruik van ouders en verbale/fysieke escalaties tussen ouders;
  • Er is zicht op de gezinssituatie en in hoeverre sprake is van Goed Genoeg Ouderschap (GGO);
  • Er is zicht op de opvoedvaardigheden van beide ouders en de eventuele noodzakelijke hulpverlening die ouders nodig hebben om hun opvoedvaardigheden verder te ontwikkelen;
  • Beide ouders krijgen psycho-educatie over de ontwikkelingstaken van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] passend bij hun leeftijden, zodat ouders weten wat er van hen wordt verwacht aan opvoedvaardigheden;
  • Het is inzichtelijk wanneer [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij opa (vz) en opa en oma (mz) verblijven;
  • Er is zicht op het psychische welbevinden van moeder, er is een veiligheidsplan/signaleringsplan aanwezig en het veiligheidsplan wordt met betrokkenen besproken of het actueel is of moet worden bijgesteld;
  • Er is zicht op het alcoholgebruik van vader en zijn emotieregulatie, waar nodig wordt passende hulpverlening ingezet;
  • Er is geen sprake van alcoholgebruik in het bijzijn van de kinderen;
  • Er is ten alle tijden altijd minstens één nuchtere ouder aanwezig om fysiek en emotioneel beschikbaar te zijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.6.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er de komende periode aan de bovenstaande doelen wordt gewerkt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen. Nu er nog veel stappen moeten worden gezet, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen voor de volledige duur zoals verzocht. De kinderrechter geeft daarbij de opdracht aan de GI om regie te voeren in het proces en de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te bewaken. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat er meer zicht verkregen wordt op de opvoedomgeving, de opvoedvaardigheden van de ouders en de onderlinge relatie tussen de ouders. Onderzocht moet worden of de kinderen meer nodig hebben dan nu door de ouders wordt geboden. De kinderrechter vindt het tot slot fijn dat de ouders een ondertoezichtstelling niet als straf zien en hoopt dat een ondertoezichtstelling voor de ouders ondersteunend kan zijn.
5.7.
De kinderrechter verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 18 juli 2025 en tot 18 juli 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.