6.5.Als doelen waaraan tijdens de ondertoezichtstelling gewerkt dient te worden, worden aangemerkt:
A. Doelen ten aanzien van de ouders:
• Ouders communiceren constructief met elkaar en kunnen afspraken maken over belangrijke zaken in de zorg en opvoeding van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en houden zich hier ook aan;
• Ouders geven [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (emotioneel) toestemming om een onbelast contact te hebben met de andere ouder;
• Ouders uiten zich respectvol dan wel neutraal over elkaar en accepteren ieders rol in het leven van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
• Ouders zetten de belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorop;
• Ouders hebben meer inzicht in hun eigen aandeel in de verstoorde dynamiek / reactie-patronen, en wat dit betekent voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
• Ouders hebben hun verleden met elkaar (ingrijpende gebeurtenissen tijdens en na de scheiding) en de emoties die hiermee gepaard gaan (die belemmerend zijn in het contact) verwerkt.
Doelen ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] :
• [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] groeien op in een stabiele en veilige opvoedingsomgeving wat betekent dat zij niet worden belast met de emoties van ouders, ruzies en de communicatie- en samenwerkingsproblemen tussen ouders;
• [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kunnen op een structurele en vooral onbelaste manier omgang hebben en een band onderhouden met beide ouders;
• [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] krijgen en voelen de ruimte om hun emoties, behoeften en wensen kenbaar te maken (aan beide ouders en hulpverlening);
• [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ervaren dat praktische zaken zonder spanning voor hen geregeld kunnen worden door ouders;
• [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kunnen zichzelf zijn, ongeacht bij welke ouder zij verblijven en kunnen hun eigen identiteit ontwikkelen;
• [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zitten goed in hun vel en functioneren op school op het niveau dat zij (aan)kunnen, doordat zij zich geen zorgen hoeven te maken over de situatie tussen hun ouders;
• [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een duidelijk toekomstperspectief met betrekking tot het wonen.
Machtiging tot uithuisplaatsing