ECLI:NL:RBZWB:2025:4963

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
24/4626
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling aanvragen bijzondere bijstand; niet alle opgevraagde gegevens overgelegd

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het buiten behandeling stellen van haar aanvragen om bijzondere bijstand voor advocaatkosten en een tegemoetkoming voor Chronisch Zieken en Gehandicapten. De Bevelanden heeft deze aanvragen met twee besluiten van 30 november 2023 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 25 april 2024 op het bezwaar van eiseres is de Bevelanden bij het buiten behandeling stellen van de aanvragen gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en namens de Bevelanden [naam 1] en [naam 2]. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank komt tot het oordeel dat de Bevelanden op goede gronden de aanvragen van eiseres om bijzondere bijstand buiten behandeling heeft gesteld, omdat zij niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd. Op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet eiseres de gegevens en bescheiden verschaffen aan de Bevelanden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De Bevelanden kan, op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c Awb, besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Ter zitting heeft de Bevelanden verklaard dat het buiten behandeling stellen van de aanvragen van eiseres met name is gebaseerd op het ontbreken van de bedrijfsgegevens en de bankafschriften.

Eiseres heeft niet alle bankafschriften overgelegd; alleen die van de laatste drie maanden. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen goede reden heeft gegeven voor het niet overleggen van alle benodigde stukken. De Bevelanden is voldoende duidelijk geweest dat dit nodig was. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het besluit van de Bevelanden om de aanvragen van eiseres buiten behandeling te stellen in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4626 PW

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

23 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (de Bevelanden), verweerder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het buiten behandeling stellen van haar aanvragen om bijzondere bijstand voor advocaatkosten en een tegemoetkoming voor Chronisch Zieken en Gehandicapten.
1.2.
De Bevelanden heeft deze aanvragen met twee besluiten van 30 november 2023 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 25 april 2024 op het bezwaar van eiseres is de Bevelanden bij het buiten behandeling stellen van de aanvragen gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en namens de Bevelanden [naam 1] en [naam 2] .
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de Bevelanden op goede gronden de aanvragen van eiseres om bijzondere bijstand buiten behandeling heeft gesteld, omdat zij niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd.
2.2.
Op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet eiseres de gegevens en bescheiden verschaffen aan de Bevelanden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
2.3.
De Bevelanden kan, op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c Awb, besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Daarvoor moet eiseres wel eerst de gelegenheid hebben gehad de aanvraag aan te vullen binnen een door de Bevelanden gegeven termijn.
2.4.
Ter zitting heeft de Bevelanden verklaard dat het buiten behandeling stellen van de aanvragen van eiseres met name is gebaseerd op het ontbreken van de bedrijfsgegevens (in verband met een inschrijving bij de Kamer van Koophandel) en de bankafschriften.
2.5.
Over de bedrijfsgegevens heeft eiseres verklaard dat zij niet over deze gegevens kon beschikken, omdat zij moest wachten op haar boekhouder. Dat zou misschien juist kunnen zijn en de rechtbank laat in het midden of eiseres redelijkerwijs over de bedrijfsgegevens kon beschikken. Hierbij wordt nog opgemerkt dat de Bevelanden over de gevraagde bedrijfsgegevens duidelijker had moeten communiceren richting eiseres.
2.6.
Verder staat vast dat eiseres wisselende inkomsten van [bedrijf] heeft gehad. Op grond van artikel 10, vijfde lid, van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2023 (Beleidsregels) vraagt de Bevelanden in dat geval over zes maanden bankafschriften op. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet onredelijk, omdat de Bevelanden moet kunnen controleren of het klopt wat eiseres zegt over de ‘loonstrookjes’ van [bedrijf] .
2.7.
Eiseres heeft niet alle bankafschriften overgelegd; alleen die van de laatste drie maanden. Zij heeft daar naar het oordeel van de rechtbank geen goede reden voor gegeven. Dat het voor haar lastig was om de bankafschriften te overleggen (omdat ze naar een andere bank was overgestapt) is daarvoor onvoldoende. De Bevelanden is voldoende duidelijk geweest dat dit nodig was. Dat betekent dat eiseres niet alle stukken heeft aangeleverd die nodig waren voor de beoordeling van haar aanvragen. De Bevelanden mocht de aanvragen dus buiten behandeling stellen.

Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van de Bevelanden om de aanvragen van eiseres buiten behandeling te stellen in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
3.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025 door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:2, tweede lid
De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5, eerste lid en onder c
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2023
Artikel 10 Vaststellen maandinkomen en draagkrachtruimte
Bij de bepaling van het in aanmerking te nemen inkomen zijn de vrijlatingen op grond van artikel 31, tweede lid van de Participatiewet van toepassing.
Bij de bepaling van het in aanmerking te nemen inkomen worden artikel 31, tweede lid punt h en artikel 31 vijfde lid van de Participatiewet in acht genomen.
Het inkomen dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over de in artikel 12 eerste en tweede lid aangegeven periode op maandbasis vastgesteld.
Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt ten aanzien van regelmatig ontvangen inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 12 aangegeven periode van een jaar aanvangt.
Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen de som van deze inkomsten over de 6 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 12 aangegeven periode van een jaar aanvangt, gedeeld door 6.