ECLI:NL:RBZWB:2025:4965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
11656023 CV EXPL 25-1321 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en rente na tandheelkundige behandeling

In deze zaak heeft eiser, na onvrede over tandheelkundige behandelingen bij gedaagde, een geschil aanhangig gemaakt bij de Geschilleninstantie Mondzorg. De Geschillencommissie oordeelde dat de klacht van eiser gegrond was en dat gedaagde, Kies Keurig B.V., een schadevergoeding van € 5.000,- moest betalen. Na dagvaarding heeft Kies Keurig deze schadevergoeding voldaan, maar eiser vorderde ook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat Kies Keurig de wettelijke rente verschuldigd was vanaf 18 oktober 2024, omdat er een redelijke termijn was gesteld voor betaling. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat Kies Keurig niet tijdig had betaald na meerdere aanmaningen. De proceskosten werden ook aan Kies Keurig opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 30 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11656023 \ CV EXPL 25-1321
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.A.M.H. Vink,
tegen
KIES KEURIG B.V.,
te Breda,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Kies Keurig,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de akte van [eiser]
- de akte van Kies Keurig.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

[eiser] heeft tandheelkundige behandelingen ondergaan bij Kies Keurig. Omdat de geplaatste implantaten en de tijdelijke prothese meermaals braken en dit niet is verholpen door Kies Keurig heeft [eiser] een geschil aanhangig gemaakt bij de Geschilleninstantie Mondzorg. De Geschillencommissie heeft geoordeeld dat de klacht van [eiser] gegrond is en bepaald dat Kies Keurig een schadevergoeding aan [eiser] moet betalen. Kies Keurig heeft deze schadevergoeding na dagvaarding betaald en voert verweer tegen de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelt dat Kies Keurig voornoemde rente en kosten moet betalen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft Kies Keurig in 2021 bezocht vanwege tand gerelateerde problemen. Na het ontvangen van tandheelkundig advies zijn haar boventanden verwijderd en zijn vier implantaten geïmplanteerd. Ook is een tijdelijke prothese verstrekt.
3.2.
Omdat [eiser] ontevreden was over de behandelingen die zij heeft ondergaan bij Kies Keurig heeft zij een geschil aanhangig gemaakt bij de Stichting Geschilleninstantie Mondzorg (hierna: SGIM).
3.3.
Uit het reglement van SGIM volgt uit artikel 3 lid 1 dat “
De geschillencommissie is een door de Stichting Geschilleninstantie Mondzorg ingestelde commissie die bevoegd is onafhankelijk geschillen, als bedoeld in de Wkkgz, te behandelen over aangesloten zorgaanbieders op het gebied van de mondzorg en daarover uitspraak doet door middel van een bindend advies.”In artikel 3 lid 2 van het reglement is vermeld:
“De geschilleninstantie heeft de bevoegdheid om uitspraak te doen over een verzoek van klager tot schadevergoeding tot het bedrag van € 25.000,- (…).”
3.4.
De SGIM heeft het geschil op 28 augustus 2024 behandeld en uitspraak gedaan. De uitspraak is op 2 oktober 2024 aan partijen verzonden. In de uitspraak is onder meer het volgende te lezen:
“De Geschilleninstantie Mondzorg:
  • verklaart de klacht gegrond;
  • wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding toe en veroordeelt verweerder om aan klaagster te voldoen een schadevergoeding van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro);
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding aan klaagster van het door haar betaalde bedrag aan griffierecht van € 75,-; (…)”
3.5.
[eiser] heeft op 3 oktober 2024 en op 17 oktober 2014 een betalingsherinnering aan Kies Keurig gestuurd.
3.6.
Kies Keurig heeft op 28 oktober 2024 een brief aan [eiser] gestuurd waarin zij kenbaar maakt dat zij verwacht de schadevergoeding te kunnen betalen tussen 1 en 15 april 2025.
3.7.
Op 29 januari 2025 en op 4, 7, 13 en 17 februari 2025 zijn door [eiser] sommaties gestuurd aan Kies Keurig.
3.8.
Kies Keurig heeft op 17 februari 2025 per e-mailbericht aan [eiser] kenbaar gemaakt niet binnen de gestelde termijn tot betaling te kunnen overgaan. [eiser] is vervolgens een procedure gestart en heeft de dagvaarding op 14 maart 2025 laten betekenen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat – in beginsel veroordeling van Kies Keurig tot betaling van € 5.853,52, vermeerderd met rente en kosten. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat het bindend advies van SGIM een vaststellingsovereenkomst betreft zoals neergelegd in artikel 7:900 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Omdat Kies Keurig niet tot volledige betaling is overgegaan vordert zij nakoming van het bindend advies. Uit haar akte volgt dat de hoofdsom na dagvaarding is betaald, zodat zij enkel nog de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten vordert.
4.2.
Kies Keurig voert verweer. Kort gezegd betwist zij de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten te moeten betalen omdat er haar inziens geen betalingstermijn van toepassing was waarbinnen de hoofdsom moest worden betaald. Bovendien heeft zij bij brief van 28 oktober 2024 kenbaar gemaakt dat zij niet de mogelijkheid had om de gehele hoofdsom eerder te betalen dan april 2025. In april 2025 is Kies Keurig tot betaling van de hoofdsom overgegaan. Kies Keurig wil graag haar kosten vergoed hebben en vraagt een veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De hoofdsom is door Kies Keurig voldaan
5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een bindend advies van een geschillencommissie een vaststellingsovereenkomst is in de zin van artikel 7:900 lid 2 BW. De inhoud daarvan is bindend voor de betrokken partijen. Dit betekent dat zij gehouden zijn om uitvoering te geven aan wat hen in het bindend advies is opgedragen. Kies Keurig heeft de geldigheid van het onderhavige bindend advies niet betwist. Dit betekent dat partijen zijn gebonden aan die beslissing van de SGIM en dat Kies Keurig de gevorderde hoofdsom moet betalen.
5.2.
Uit het extract audiëntieblad van de rolzitting van 23 april 2025 volgt dat Kies Keurig een bedrag van € 5.000,00 aan [eiser] heeft betaald. In haar akte onder punt 12 heeft [eiser] gesteld dat Kies Keurig de hoofdsom inmiddels heeft betaald en Kies Keurig nog gehouden is tot betaling van de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter maakt hieruit op dat [eiser] een vermindering van eis doet en slechts nog de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten vordert.
Wettelijke rente
5.3.
[eiser] vordert een bedrag aan wettelijke rente. Zij voert daartoe aan dat Kies Keurig vanaf 28 augustus 2024 in verzuim is. Kies Keurig betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn en voert daartoe aan dat er geen expliciete betalingstermijn is opgenomen in de uitspraak van de SGIM. Daarnaast voert zij aan dat zij pas op 2 oktober 2024 op de hoogte was van de beslissing, waardoor de wettelijke rente niet al vanaf 28 augustus 2024 kan zijn gaan lopen. Bovendien voert zij aan bij brief van 28 oktober 2024 aan [eiser] kenbaar te hebben gemaakt dat zij pas in april 2025 de volledige hoofdsom kan betalen.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken volgt, zoals ook Kies Keurig aanvoert, dat het bindend advies op 2 oktober 2024 aan partijen is verzonden. [eiser] heeft Kies Keurig bij brief van 3 oktober 2025 aangemaand en verzocht de hoofdsom binnen veertien dagen na ontvangst te betalen. Kies Keurig is hier destijds niet toe overgegaan, waardoor zij wettelijke rente is verschuldigd vanaf 18 oktober 2024 tot het moment van volledige betaling van de hoofdsom. Dat Kies Keurig zelf bij brief van
28 oktober 2024 heeft laten weten de hoofdsom pas later te kunnen betalen maakt niet dat de wettelijke rente niet verschuldigd is. Ook het standpunt van Kies Keurig dat geen expliciete betalingstermijn is opgenomen en zij daarom geen wettelijke rente verschuldigd is, slaagt niet. Door [eiser] is immers een redelijke termijn gehanteerd waarbinnen Kies Keurig moest betalen. Dit betekent dat Kies Keurig wettelijke rente is verschuldigd over de oorspronkelijke hoofdsom van € 5.075,00 vanaf 18 oktober 2024 tot en met de dag van volledige betaling van dit bedrag.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Kies Keurig betwist deze kosten verschuldigd te zijn omdat er geen expliciete betalingstermijn is afgesproken. Omdat Kies Keurig niet tot betaling is overgegaan nadat zij daar meermaals toe is aangemaand is zij ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Kies Keurig is door [eiser] gedurende een periode van vier maanden aangemaand en gesommeerd om over te gaan tot betaling van de hoofdsom. Kies Keurig heeft weliswaar kenbaar gemaakt dat zij niet de gehele hoofdsom ineens kon betalen, echter is zij ook niet overgegaan tot een deelbetaling. De kantonrechter overweegt dat de vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Daarom zal een bedrag van € 628,75 worden toegewezen.
Proceskosten
5.6.
Kies Keurig is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
406,50
(1 punt × € 339,00 en 0,5 punt x € 135,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
930,54
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Kies Keurig om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 5.075,00, met ingang van 18 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Kies Keurig om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 628,75 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt Kies Keurig in de proceskosten van € 930,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Kies Keurig niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt Kies Keurig tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.