ECLI:NL:RBZWB:2025:4983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
11509572 CV EXPL 25-354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de huurachterstand van € 3.635,00 centraal. De eiser, die de woning verhuurt, heeft de bewindvoerder en gedaagde 2 aangeklaagd voor het betalen van deze achterstand. De huurovereenkomst is voor € 850,00 per maand en de achterstand is ontstaan door onduidelijkheid over wie verantwoordelijk was voor de huurbetalingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand bestaat en dat de bewindvoerder en gedaagde 2 in verzuim zijn met het betalen van de huur. De eiser heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat ontbinding in dit geval niet gerechtvaardigd is. De bewindvoerder en gedaagde 2 hebben inmiddels de lopende huur weer op tijd betaald en hebben plannen om de achterstand in te lopen. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen en de bewindvoerder en gedaagde 2 veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 9 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11509572 \ CV EXPL 25-354
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] gerechtsdeurwaarders,
tegen
1.
[de bewindvoerder] , IN DIENS HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE (TOEKOMSTIGE) GOEDEREN VAN [gedaagde 1],
te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 1] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: de bewindvoerder en [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. J. Verheij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 april 2025 en de daarin genoemde stukken,
- het e-mailbericht van 6 juni 2025 van [eiser] met daarin de actuele huurachterstand,
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] verhuurt de woning aan de [adres] de bewindvoerder en [gedaagde 2] voor € 850,00 per maand. Tot en met januari 2025 is een huurachterstand van € 3.635,00 ontstaan. Beide partijen zijn het erover eens dat de bewindvoerder en [gedaagde 2] dit bedrag aan [eiser] moeten betalen. [eiser] stelt dat deze achterstand reden is om de huurovereenkomst te ontbinden. De bewindvoerder en [gedaagde 2] zijn het daar niet mee eens. Zij vinden dat de persoonlijke omstandigheden in dit geval ontbinding niet rechtvaardigen. [gedaagde 1] leeft van een minimaal inkomen en staat vanwege schulden onder bewind. [gedaagde 2] leeft van een AOW en bevindt zich in een echtscheidingsprocedure. Zodra die is afgerond, zal haar schuldenpositie duidelijk worden. Ook zij zal dan onder bewind worden gesteld, waarna bekeken wordt of de bewindvoerder en [gedaagde 2] in aanmerking komen voor een schuldsaneringstraject. De huurachterstand is ontstaan doordat het voor de bewindvoerder enige tijd onduidelijk was wie (de bewindvoerder of [gedaagde 2] ) verantwoordelijk was voor betaling van de huur. Inmiddels is hier duidelijkheid over en wordt de maandelijkse huur weer op tijd voldaan.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat de bewindvoerder en [gedaagde 2] de achterstallige huur, vermeerderd met de wettelijke rente, aan [eiser] moeten betalen. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.

3.Hoe oordeelt de kantonrechter?

De huurachterstand en wettelijke rente
3.1.
Tussen partijen staat vast dat sprake is van een huurachterstand van € 3.635,00. De bewindvoerder en [gedaagde 2] zullen worden veroordeeld dit bedrag aan [eiser] te voldoen.
3.2.
De bewindvoerder en [gedaagde 2] zijn in verzuim met het op tijd betalen van de huur. Zij zijn daarom de wettelijke rente over de huurachterstand aan [eiser] verschuldigd. Het gevorderde bedrag van € 114,25 aan rente is toewijsbaar, evenals de wettelijke rente over € 3.635,00 vanaf 13 januari 2025 tot de dag van volledige betaling.
De ontbinding
3.3.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat hebben de bewindvoerder en [gedaagde 2] niet gedaan. Daarom vraagt [eiser] de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen (zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
3.4.
De huurachterstand behelst vier maanden, wat in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. In beginsel, want de kantonrechter oordeelt dat ontbinding in dit geval nu niet aan de orde is gelet op het volgende.
3.5.
De huurachterstand bedraagt vier maanden. Zodra de bewindvoerder de huurachterstand ontdekte, is zij meteen de lopende huur gaan betalen. Sinds januari 2025 wordt de lopende huur weer tijdig betaald. Daarmee is gebleken dat de bewindvoerder en [gedaagde 2] , ondanks hun beperkte financiële middelen, in staat zijn om hun lopende huurverplichtingen na te komen. De bewindvoerder houdt de betaling van de huur nu in de gaten, waardoor de kantonrechter er vanuit gaat dat de lopende huur ook in de toekomst tijdig betaald zal worden. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat de bewindvoerder en [gedaagde 2] door een meevaller in de zorgtoeslag direct een bedrag van € 1.000,00 op de huurachterstand kunnen aflossen en bovendien kunnen zij structureel in stapjes de huur terugbetalen. Dat betekent dat niet alleen de lopende huur, maar ook de achterstand, zij het in een bescheiden tempo, kan worden ingelopen. Gelet op deze omstandigheden is ontbinding van de huurovereenkomst op dit moment een te zware maatregel en dus niet gerechtvaardigd. De vordering tot ontbinding en daarmee ook tot ontruiming worden afgewezen.
3.6.
De bewindvoerder en [gedaagde 2] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
290,90
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.224,90

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt de bewindvoerder en [gedaagde 2] , hoofdelijk, tot betaling van € 3.749,25 aan huurachterstand aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.635,00 vanaf 13 januari 2025 tot de dag dat de vordering is voldaan,
4.2.
veroordeelt de bewindvoerder en [gedaagde 2] , hoofdelijk, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.1224,90, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening de bewindvoerder en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.