ECLI:NL:RBZWB:2025:5008
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen minister van Infrastructuur en Waterstaat
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juli 2025, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening van een vennootschap onder firma (V.O.F.) tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het verzoek was gericht tegen een bestreden besluit dat op 23 juni 2025 was genomen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een beroep was ingesteld tegen het besluit van de minister, en dat er sprake was van onverwijlde spoed. Echter, na beoordeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit gebeurde op grond van artikel 8:81 van de Awb, waarin wordt gesteld dat de voorzieningenrechter kan ingrijpen indien de situatie dat vereist.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.