ECLI:NL:RBZWB:2025:5008

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
25/3214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen minister van Infrastructuur en Waterstaat

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juli 2025, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening van een vennootschap onder firma (V.O.F.) tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het verzoek was gericht tegen een bestreden besluit dat op 23 juni 2025 was genomen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een beroep was ingesteld tegen het besluit van de minister, en dat er sprake was van onverwijlde spoed. Echter, na beoordeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit gebeurde op grond van artikel 8:81 van de Awb, waarin wordt gesteld dat de voorzieningenrechter kan ingrijpen indien de situatie dat vereist.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3214

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juli 2025 in de zaak tussen

V.O.F. [verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De minister van Infrastructuur en Waterstaat, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het bestreden besluit van 23 juni 2025.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
Bij uitspraak van 29 juli 2025 heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoekster ingestelde beroep kennelijk ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 29 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.