In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 31 mei 2024 tot herbeoordeling van haar (ex-)werknemer op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De eiseres heeft het UWV op 25 november 2024 in gebreke gesteld, en sindsdien is de termijn voor het nemen van een besluit verstreken.
De rechtbank oordeelt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank overweegt dat de reden voor het overschrijden van de beslistermijn ligt in de beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen en de grote werkvoorraden. De rechtbank vindt het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt om alsnog te beslissen op de aanvraag, om zorgvuldige besluitvorming te waarborgen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV ook het griffierecht van € 385,- en een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten aan eiseres betalen. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt op 31 juli 2025.