ECLI:NL:RBZWB:2025:5024

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/02/433309 / JE RK 25-538
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen verlengd tot 25 oktober 2025, na een mondelinge behandeling die met gesloten deuren heeft plaatsgevonden. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die in hun ontwikkeling worden bedreigd door de conflicten tussen de ouders en de betrokken gecertificeerde instelling, het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening voor de minderjarigen niet van de grond komt door de voortdurende strijd tussen de ouders, en dat dit schadelijk is voor hun ontwikkeling. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd en heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft benadrukt dat alle betrokkenen een verantwoordelijkheid hebben om de situatie te verbeteren, en dat indien nodig verdere maatregelen of verzoeken bij de rechtbank moeten worden ingediend. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433309 / JE RK 25-538
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. B. Krijnen te Waalwijk,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de kinderrechter over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 24 april 2025 en alle daarin genoemde stukken;
  • het e-mailbericht van 17 april 2025 van de vader;
  • de brief met bijlage van 16 april 2025 van de GI.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 9 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door haar begeleidster van Team WijZ;
- de vader;
  • drie vertegenwoordigers van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] is bij de moeder. Hij verblijft bij de moeder.
2.3.
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] is bij de vader. Hij verblijft bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van 24 april 2025 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] laatstelijk verlengd met ingang van 25 april 2025 tot 25 juli 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 9 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
Aan de orde is het resterende deel van het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 25 oktober 2025.
3.2.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft, samengevat, aangevoerd dat de ondertoezichtstelling ook de afgelopen periode moeizaam is verlopen door de opstelling van de vader. Op 26 juni 2025 is er een schriftelijke aanwijzing aan de vader gestuurd. [hulpverlening 1] is beëindigd omdat de vader weigerde zijn toestemming te verlenen. [minderjarige 2] heeft op dit moment geen hulpverlening terwijl hij dit wel nodig heeft. [minderjarige 1] is gestart met [hulpverlening 2] . De vader werkt hier vooralsnog wel aan mee. [minderjarige 2] zou mogelijk ook baat kunnen hebben bij de inzet van [hulpverlening 2] . Hiervoor is dan wel toestemming van beide ouders voor nodig. De GI handhaaft het verzoek.
4.2.
De vader heeft, samengevat, naar voren gebracht dat hij geen enkel vertrouwen heeft in de GI. Hij wil dat de ondertoezichtstelling per direct wordt beëindigd. De GI schetst een beeld van de vader wat totaal niet klopt. Verder is de GI partijdig en staan zij achter de moeder. De vader heeft een gesprek gehad met [hulpverlening 2] over de hulpverlening van [minderjarige 2] . Dat is goed verlopen en de vader kan ermee instemmen dat [hulpverlening 2] betrokken blijft [minderjarige 2] . Desgevraagd geeft de vader aan dat hij ook zou kunnen instemmen met de inzet van [hulpverlening 2] voor [minderjarige 1] , als dat mogelijk is.
4.3.
Door en namen de moeder is, samengevat, aangegeven dat zij achter de verlenging van de ondertoezichtstelling staat. De moeder heeft er geen vertrouwen in dat er iets zal verbeteren wanneer de GI niet langer betrokken is. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben hulpverlening nodig en dat is niet te realiseren zonder de ondertoezichtstelling omdat de vader nergens mee instemt.
4.4.
De Raad heeft, samengevat, naar voren gebracht dat er nog altijd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat hulpverlening in het gedwongen kader nog noodzakelijk is. Het is zeer spijtig dat de situatie met de vader nog steeds de boventoon voert. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen niet langer wachten en als de vader blijft weigeren om de samenwerking aan te gaan zodat de benodigde hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan worden ingezet, dan kan er een verzoek betreffende het gezag van de vader worden ingediend. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem en dat is schadelijk voor hun ontwikkeling. De Raad acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onverminderd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten klem tussen de ouders wat schadelijk is voor hun (identiteits)ontwikkeling. De kinderrechter vindt het zeer zorgelijk dat de voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijke hulpverlening niet van de grond komt door de voortdurende strijd tussen de ouders en tussen de vader en de GI. Duidelijk is dat het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daaraan ondergeschikt is geraakt en de kinderrechter acht het van cruciaal belang dat daar per direct verandering in komt. Alle betrokkenen hebben hierin een verantwoordelijkheid, ook als dat betekent dat er verderstrekkende maatregelen worden ingezet of verzoeken bij de rechtbank worden ingediend.
5.4.
Gelet hierop zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek toewijzen. De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 25 juli 2025 tot 25 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffiers en op schrift gesteld op 17 juli 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.