ECLI:NL:RBZWB:2025:5025

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436182 / JE RK 25-1012
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 9 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen in een netwerkpleeggezin, bij de oma aan moederszijde, voor de duur van een jaar. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] als gevolg van de instabiele thuissituatie en de verslavingsproblematiek van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2025 zijn de ouders, de Raad en de GI gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met als doel een veilige en stabiele opvoedingssituatie te creëren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436182 / JE RK 25-1012
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
Zeeland–West-Brabant, Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015,
hierna te noemen [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. L.C.W. Wingens te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad, met bijlagen, ontvangen op 4 juni 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 9 juli 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder. [minderjarige] verblijft regelmatig bij de vader, de oma moederszijde en andere familieleden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI en een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (bij de oma moederszijde) voor de duur van een jaar.
3.2.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter aanvulling op het verzoek heeft de Raad, samengevat, aangevoerd dat duidelijk is dat beide ouders het beste met [minderjarige] voorhebben en heel erg veel van haar houden. De Raad heeft echter grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Die zorgen komen voort uit de verslavingsproblematiek en de instabiele situatie van de moeder. Daar moet meer zicht op komen. De komende periode moet er gewerkt worden aan een veilige opvoedingssituatie voor [minderjarige] waar ze zorgeloos kind kan zijn en dingen kan verwerken die ze heeft meegemaakt. [minderjarige] wordt nu steeds binnen de familie opgevangen. Dat is heel mooi, maar het zorgt voor veel wisselingen en onduidelijkheid voor haar. [minderjarige] is op school normaal gesproken vrij gesloten en praat niet over de thuissituatie. Recentelijk heeft zij haar zorgen over haar moeder toch gedeeld. Zij vertelde dat haar moeder vaak boos is, niet zo zeer op haar, maar dat zij het wel op haar afreageert. [minderjarige] komt de laatste tijd ook vaak knuffelen op school. Zorgelijk is verder dat [minderjarige] zich verantwoordelijk voelt voor het welzijn van de moeder. De Raad vindt daarom dat er niet alleen een ondertoezichtstelling nodig is, maar ook een machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma moederszijde. Hierdoor kan de moeder werken aan haar verslavingsproblematiek en haar traumatherapie volgen zonder dat [minderjarige] daarmee wordt belast. Ook kan de vader kan sterker worden gemaakt in de uitoefening van zijn gezag. De Raad vindt het belangrijk dat er zo veel als mogelijk contact is tussen [minderjarige] en de moeder. De komende periode moet bekeken worden hoe [minderjarige] zich weer veilig kan voelen bij de moeder.
4.2.
Door en namens de vader is, samengevat, naar voren gebracht dat de vader zich kan vinden in het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De vader kan vanwege zijn werk de zorg voor [minderjarige] niet dragen. Wanneer de vader vrij is, is [minderjarige] zoveel als mogelijk bij hem. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat er duidelijkheid is over wanneer zij bij wie is. [minderjarige] vraagt daar vaak om. De vader is het ermee eens dat [minderjarige] voorlopig bij de oma verblijft.
4.3.
Door en namens de moeder is, samengevat, naar voren gebracht dat de moeder zich kan vinden in het verzoek tot ondertoezichtstelling. De moeder vindt het erg moeilijk maar zij begrijpt dat er hulp nodig is voor [minderjarige] . De moeder heeft de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt en er is geen sprake meer van verslavingsproblematiek. Wel is de moeder nog bezig met haar traumabehandeling. De moeder vindt het echter niet nodig dat [minderjarige] uit huis wordt geplaats. Het wordt nu goed opgelost binnen de familie.
4.4.
De vertegenwoordigster van de GI heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat de GI het verzoek van de Raad begrijpt. De doelen zoals die in het rapport van de Raad zijn opgenomen, zijn duidelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Volgens artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Als het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid kan de kinderrechter op grond van artikel 1:265b BW de GI (belast met de ondertoezichtstelling) op verzoek van de Raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn forse zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Zij verkeert al gedurende langere tijd in (emotioneel) onveilige situaties als gevolg van de alcoholverslaving van de moeder. De last die [minderjarige] hiervan ervaart belemmert haar om in voldoende mate toe te komen aan haar schoolwerk en om contact met leeftijdsgenoten aan te gaan. Daarnaast voelt [minderjarige] zich onveilig bij de moeder en voelt zij de verantwoordelijkheid om op moeder te moeten letten. Dit belemmert haar om zich te kunnen richten op haar eigen ontwikkelingstaken en onbezorgd kind te kunnen zijn.
5.4.
De ouders zijn op dit moment onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en hulpverlening in het vrijwillig kader te realiseren. De moeder is geruime tijd bezig geweest met een behandeling voor haar alcoholverslaving en drinkt naar eigen zeggen vanaf februari 2025 geen alcohol meer. Zij vindt het echter moeilijk om te erkennen dat [minderjarige] door toedoen van haar alcoholverslaving in onveilige situaties heeft verkeerd en zich ook onveilig heeft gevoeld en nog altijd voelt. De moeder neemt beslissingen die niet in het belang zijn van [minderjarige] , bijvoorbeeld door haar in de meivakantie toch bij haar te laten overnachten terwijl [minderjarige] aangeeft zich bij de moeder niet veilig te voelen. De vader heeft ouderlijk gezag en hij heeft het beste voor met [minderjarige] . Hij vindt het echter moeilijk om tegen de moeder in te gaan wanneer het belang van [minderjarige] daarom vraagt. De vader staat open voor hulp hiervoor. Beide ouders hebben ondersteuning nodig bij het stellen van kaders en grenzen, zodat de gevoelens en behoeften van [minderjarige] bij het nemen van belangrijke beslissingen over haar ten alle tijden voorop worden gesteld en leidend zijn.
5.5.
Gelet hierop zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van een jaar, zodat er aan de volgende doelen kan worden gewerkt:
- [minderjarige] groeit op in een opvoedingsomgeving waar zij de liefde, aandacht en structuur krijgt die zij nodig heeft.
- [minderjarige] groeit op in een opvoedingsomgeving waar zij zowel fysiek als sociaal-emotioneel veiligheid ervaart. Om dit te kunnen bereiken is het van belang dat er te allen tijde een volwassene in haar opvoedingsomgeving is die nuchter, beschikbaar en pedagogisch bekwaam is.
- [minderjarige] krijgt duidelijkheid over waar en bij wie zij in de (nabije) toekomst zal opgroeien.
- [minderjarige] kan haar gevoelens, emoties en zorgen met iemand delen. Zij krijgt de mogelijkheid om de ingrijpende gebeurtenissen in het verleden een plekje te kunnen geven.
5.6.
Verder vindt de kinderrechter het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk om een machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma (moederzijde) te verlenen. Als gevolg van de problematiek van de moeder verblijft [minderjarige] op veel verschillende plekken, zonder vaste structuur. Sinds september 2024 is hier wat meer rust in gekomen. Zij woonde vanaf dat moment, met instemming van de moeder, voornamelijk bij de oma en in het weekend bij de vader. De moeder heeft in mei 2025 echter plotseling besloten dat [minderjarige] weer bij haar moest komen wonen. Ook daarvóór is de moeder wisselend geweest in het al dan niet instemmen met het verblijf van [minderjarige] bij de oma. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij rust en duidelijkheid krijgt over waar en bij wie zij verblijft. [minderjarige] vraagt daar zelf ook om. Met de Raad is de kinderrechter van oordeel dat de beste plek voor [minderjarige] op dit moment bij de oma moederszijde. Onder regie van de GI moet bekeken worden wanneer [minderjarige] bij de vader kan zijn en welke stappen er nodig zijn in het toewerken naar een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Hierin is het tempo en gevoel van veiligheid van [minderjarige] leidend.
5.7.
Gelet op de situatie van [minderjarige] en de ouders, ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken in duur, te weten zes maanden, en het resterende deel aan te houden. Op deze wijze wordt er een toetsmoment gecreëerd om te beoordelen of het voortduren van de uithuisplaatsing nog noodzakelijk is.
5.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals door de Raad is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 9 juli 2025 tot 9 juli 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] (bij oma moederszijde) met ingang van 9 juli 2025 tot 9 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek uithuisplaatsing aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2026 om [uur], bij de kinderrechter (mr. Phillips) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationsstraat 10, 4815 GW Breda in afwachting van het verslag van de GI zoals weergegeven in de beoordeling;
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die zitting voor de moeder, haar advocaat, de vader, de Raad en de GI;
6.6.
bepaalt dat [minderjarige] per aparte brief wordt uitgenodigd voor een kindgesprek;
6.7.
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffiers, en op schrift gesteld op 17 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.