In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2011. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rucphen, die de kinderrechter verzocht om de minderjarige op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige als belanghebbenden aangemerkt, en de advocaat van de minderjarige heeft ingestemd met het verzoek, met de voorwaarde dat de plaatsing in een speciale groep zou plaatsvinden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder een onrustige kindertijd, een complexe echtscheiding van de ouders, en gedragsproblemen zoals stemmingswisselingen en agressief gedrag. De ouders hebben aangegeven dat zij het moeilijk vinden om de minderjarige tijdelijk uit huis te plaatsen, maar erkennen dat dit noodzakelijk is voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp bevestigd, gezien de onveiligheid thuis en de ontwikkelingsstagnatie van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging verleend, met de intentie dat de hulpverlening gericht is op een traject dat de ouders en de minderjarige ondersteunt in hun ontwikkeling en het verbeteren van de thuissituatie.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 9 juli 2025 tot 9 oktober 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.