ECLI:NL:RBZWB:2025:5026

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436459 / JE RK 25-1067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2011. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rucphen, die de kinderrechter verzocht om de minderjarige op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige als belanghebbenden aangemerkt, en de advocaat van de minderjarige heeft ingestemd met het verzoek, met de voorwaarde dat de plaatsing in een speciale groep zou plaatsvinden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder een onrustige kindertijd, een complexe echtscheiding van de ouders, en gedragsproblemen zoals stemmingswisselingen en agressief gedrag. De ouders hebben aangegeven dat zij het moeilijk vinden om de minderjarige tijdelijk uit huis te plaatsen, maar erkennen dat dit noodzakelijk is voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp bevestigd, gezien de onveiligheid thuis en de ontwikkelingsstagnatie van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging verleend, met de intentie dat de hulpverlening gericht is op een traject dat de ouders en de minderjarige ondersteunt in hun ontwikkeling en het verbeteren van de thuissituatie.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 9 juli 2025 tot 9 oktober 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer : C/02/436459 / JE RK 25-1067
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE RUCPHEN, zetelende te Rucphen,
hierna te noemen: het college,
over de minderjarige
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. T. van Riel te Breda.
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de stiefvader] ,
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats] ,
samen te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van het college van 12 juni 2025, met bijlagen;
- de instemmingsverklaring van de moeder van 30 mei 2025;
- de instemmingverklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper van 6 juni 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 9 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders;
- mr. Van Riel;
- twee vertegenwoordigsters van de gemeente;
- mevrouw Biezen, MST-ID therapeute Prisma.
1.3.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling gesproken met [minderjarige] , in aanwezigheid van haar advocaat.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader. Omdat de stiefvader al ruim zeven jaar samen met de moeder de zorg draagt voor [minderjarige] , heeft de kinderrechter hem als belanghebbende aangemerkt.

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door het college - samengevat - aangevoerd dat [minderjarige] een onrustige kindertijd heeft gehad onder andere door een complexe echtscheiding van de moeder en [minderjarige] ’s vader waarbij sprake is geweest van huiselijk geweld. [minderjarige] kent een hulpverleningsgeschiedenis deels vrijwillig en deels in een verplicht kader onder andere vanwege het feit dat zij sociaal-emotioneel in haar ontwikkeling achterloopt en er bij haar selectief mutisme en hechtingsproblematiek is gediagnostiseerd. Ook kampt [minderjarige] evenals de moeder met chronische traumatisering. De moeder functioneert op LVB niveau en haar draagkracht en die van de stiefvader zijn niet toereikend om [minderjarige] te ondersteunen bij wat zij nodig heeft. Daarbij vormt het gedrag van [minderjarige] een trigger voor de traumaproblematiek van de moeder.
De moeder heeft in december 2024 bij de gemeente gemeld dat het thuis en ook op school niet goed ging met [minderjarige] . Vervolgens is in februari 2025 de jeugdprofessional betrokken geraakt. Op datzelfde moment werd door de school een melding gedaan bij Veilig Thuis, waarin zorgen werden geuit over schoolverzuim van [minderjarige] en onvermogen bij de ouders om [minderjarige] daarin voldoende te ondersteunen/stimuleren. [minderjarige] kampt met duidelijke stemmingswisselingen in het contact. Zij kan snel schakelen van rustig, timide, meewerkend naar explosief, ontwijkend, agressief gedrag. Dit uit zich in verbaal geweld, te weten gillen, schreeuwen en schelden, maar ook fysiek geweld richting materiaal, dieren en personen binnen het gezin. [minderjarige] respecteert de door de ouders gehanteerde grenzen niet en er is sprake van snel oplopende conflicten.
In onderling overleg is besloten om te starten met het [traject]. Dit houdt in een korte plaatsing bij [accommodatie] in combinatie met MST, waarbij de insteek is om zo snel als mogelijk, stapsgewijs naar huis te werken. Dit waarborgt de benodigde therapie en zorgt ervoor dat de draaglast van ouders wordt vergroot. Een machtiging gesloten jeugdhulp is daarvoor noodzakelijk. Het college zal de machtiging alleen gebruiken voor het [traject]; het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat [minderjarige] op een reguliere gesloten groep wordt geplaatst.
De onafhankelijke gedragswetenschapper is van mening dat de inzet van het [traject] noodzakelijk is gelet op de opgroei- en opvoedproblemen van [minderjarige] die heeft geleid tot aanhoudende onveiligheid thuis voor alle gezinsleden en ontwikkelingsstagnatie bij [minderjarige] . De tot dusver ingezette ambulante jeugdhulp is ontoereikend gebleken.
4.2.
[minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld dat het soms goed gaat en soms niet zo goed. Wat niet goed gaat is dat [minderjarige] heel snel ontzettend boos kan worden. [minderjarige] begrijpt zelf niet waar dat vandaan komt. Zij wil dat wel leren en ook leren hoe zij daar op een goede manier mee kan omgaan. [minderjarige] vindt het moeilijk als zij een tijdje bij [accommodatie] zou moeten wonen, maar zij denkt dat het wel zal helpen. Ook kunnen haar ouders dan leren hoe ze ermee om moeten gaan. [minderjarige] wil heel graag dat het thuis weer gezellig is. Daar gaat zij goed haar best voor doen.
4.3.
De ouders hebben aangeven dat ze het heel moeilijk vinden om [minderjarige] een tijdje bij [accommodatie] te laten verblijven, maar dat het helaas wel nodig is. Het is de afgelopen periode niet gelukt om te zorgen voor een verandering. Vroeger deden ze als gezin leuke dingen met elkaar en hadden ze het gezellig. Nu loopt iedereen op eieren en wordt er veel gesnauwd en geruzied. De andere kinderen gaan hier ook in mee. De ouders willen zelf ook aan de slag met hulpverlening, zodat ze [minderjarige] op een goede manier kunnen ondersteunen en het thuis voor iedereen weer leuk wordt. De ouders stemmen in met een machtiging gesloten jeugdhulp die bedoeld is voor het [traject].
4.4.
De advocaat heeft namens [minderjarige] ingestemd met het verzoek. Daarbij heeft de advocaat een voorbehoud gemaakt, te weten dat [minderjarige] op de speciale [traject] groep wordt geplaatst. Een machtiging gesloten jeugdhulp is immers een zeer verstrekkend middel en gelet op de leeftijd en problematiek van [minderjarige] is een reguliere gesloten groep niet passend.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:
jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er bij [minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren zoals door het college naar voren is gebracht. De kinderrechter vindt het erg knap van [minderjarige] dat zij inziet dat er iets moet veranderen en dat zij open staat voor behandeling en het [traject]. Verder vindt de kinderrechter het positief dat de ouders [minderjarige] hierin steunen en dat ook zij aan de slag zullen gaan met de benodigde hulpverlening. Op die manier kan er de komende periode gewerkt worden aan noodzakelijke veranderingen, zowel voor [minderjarige] als binnen het gezin.
5.3.
Met alle betrokkenen is de kinderrechter van oordeel dat het [traject] noodzakelijk en passend is voor de problematiek van [minderjarige] . De kinderrechter zal het verzoek dan ook toewijzen en een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen.
5.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp ([traject]) met ingang van 9 juli 2025 tot 9 oktober 2025.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffiers en op schrift gesteld op 17 juli 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.