ECLI:NL:RBZWB:2025:5032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/02/437112 / FA RK 25-3339
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene, geboren in 1969. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, op basis van artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de procedure op 15 juli 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij betrokkene en zijn advocaat, alsook verschillende begeleiders en een gedragsdeskundige zijn gehoord.

Betrokkene heeft aangegeven dat hij niet begrijpt waarom hij als overlastgevend wordt gezien en dat hij geen gevaar voor anderen vormt. Hij heeft last van PTSS en heeft aangegeven bereid te zijn tot vrijwillige klinische opname, mits hij daarna terug kan keren naar zijn huidige woonlocatie. De gedragsdeskundige heeft echter geconcludeerd dat betrokkene onrustig en hinderlijk gedrag vertoont, wat leidt tot een onveilige situatie voor zowel hemzelf als anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een lichte verstandelijke beperking, een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van alcoholhoudende drank.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevraagde machtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, zoals verwaarlozing en gevaar voor de veiligheid van anderen. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar. De rechterlijke machtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 15 januari 2026. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437112 / FA RK 25-3339
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1969 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende [accommodatie] , [afdeling] , [plaats 1] ,
advocaat mr. A.W.M. van de Wouw te Galder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 26 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , senior begeleidster;
  • mevrouw [naam 2] , persoonlijk begeleidster;
  • mevrouw [naam 3] , gedragsdeskundige;
  • mevrouw [naam 4] , mentor.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, als bedoeld in artikel 26 Wzd, te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene merkt op dat hij niet begrijpt waarom in de medische verklaring is opgenomen dat hij overlast zou veroorzaken voor anderen. Ook vormt hij beslist geen gevaar voor anderen. Wel is er bij hem sprake van PTSS. Op de opmerking van de behandelend rechter dat de overlast volgens de medische verklaring ook ziet op het draaien van harde muziek antwoordt betrokkene dat medebewoners dit ook doen. Verder herkent hij zich niet in de medische verklaring, waar is gesteld dat hij mede bewoners hinderlijk lastig zou vallen door met een zaklamp in hun raam te schijnen. Zelf heeft hij met name last van opmerkingen en dreigementen naar hem van medebewoners, waaruit blijkt dat zij zouden willen zien dat hij per direct uit de woonlocatie vertrekt. Daardoor is er een vijandige sfeer ontstaan, die hij als niet prettig ervaart. Hij wil immers binnen de wijklocatie [afdeling] blijven wonen. Hij wil in geen geval terugverhuizen naar de locatie van [accommodatie] aan [adres] in [plaats 2] . Wel is hij bereid om vrijwillig tijdelijk aan een klinische GGZ- opname mee te werken, zij het nadrukkelijk bedoeld om vervolgens naar [afdeling] terug te kunnen keren. Verder wil hij met zijn behandelaar in gesprek om tot een afbouw van de hem voorgeschreven medicatie te komen.
3.2.
De gedragsdeskundige brengt naar voren dat betrokkene sinds 2019 bij [accommodatie] woont, aanvankelijk op de locatie [adres] [plaats 2] . Zij kent betrokkene enerzijds als een behulpzaam persoon, die graag in contact is met anderen. Anderzijds kan betrokkene imponerend overkomen en heeft hij een grote behoefte aan autonomie. Begin 2024 is betrokkene verhuisd naar [afdeling] in [plaats 1] . Dit betreft een wijklocatie met 24-uurs zorg van de divisie intensieve ondersteuning. Van meet af aan maakte betrokkene een onrustige indruk, waarvan werd aangenomen dat dit met de verhuizing verband hield. Echter ook nadien is betrokkene onrustig en hinderlijk overlast gevend gedrag blijven vertonen. Naast dat het gedrag van betrokkene tot commotie leidt binnen de woonlocatie en negatieve reacties oproept van medebewoners, leidt deze situatie ook tot extra stress en onrust bij betrokkene zelf. Bovendien miskent betrokkene zijn eigen aandeel daarin, hij wijst vooral naar anderen, als degenen die verantwoordelijk zijn voor de ontstane situatie. Geprobeerd is om de situatie in positieve zin om te buigen, onder meer door de inzet van stabiliserende medicatie, het maken van afspraken omtrent gedrags- en huisregels met zijn vertrouwens-persoon en gesprekken met de functionaris van de klachtencommissie, bedoeld om de sfeer tussen betrokkene en zijn buurvrouw, met wie hij een conflict heeft, te verbeteren. Deze interventies hebben geen of slechts beperkt resultaat gehad en bovendien alleen binnen de woonlocatie, omdat er vervolgens een verschuiving plaatsvond van het overlast gevend gedrag van betrokkene naar buiten de woonlocatie. Uiteindelijk moet zij concluderen dat de huidige woonomgeving ervoor zorgt dat betrokkene in emotioneel en cognitief opzicht te zeer wordt overvraagd en dat hij daarom niet in de huidige woonlocatie kan blijven wonen. Betrokkene heeft een aanbod om in een vrijwillig kader naar een andere geschikte woonlocatie te verhuizen geweigerd. Met deze toelichting kan zij achter het verzoek staan tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de aldus verzochte periode. Daarmee wordt beoogd betrokkene in eerste instantie te plaatsen bij [accommodatie] [plaats 2] en zodra hij voldoende zal zijn gestabiliseerd over te plaatsen naar een andere geschikte locatie op het terrein van deze instelling.
3.3.
De persoonlijk begeleidster en de senior begeleidster sluiten zich aan bij hetgeen door de gedragsdeskundige naar voren is gebracht.
3.4.
De mentor merkt op dat zij het door de gedragsdeskundige geschetste beeld van de situatie van betrokkene herkent. Ook zij heeft moeten vaststellen dat betrokkene, vergeleken met zijn eerdere woonsituatie bij [accommodatie] , [locatie] , onrustiger is geworden sinds hij in de huidige woonlocatie te [plaats 1] verblijft en dat het lastiger is geworden om met hem in contact te komen en hij daardoor ook minder goed begeleidbaar is.
3.5
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij betrokkene al een behoorlijk aantal jaren kent als iemand die wegens zijn omvangrijke postuur weliswaar dreigend kan overkomen, maar tegelijkertijd innerlijk een sociaal en liefdevol persoon is. Dit als uitgangspunt nemend kan er in haar opvatting niet per definitie van worden uitgegaan dat sprake is van direct causaal verband tussen de bij haar cliënt aanwezige psychische stoornis en het in de medische verklaring beschreven ernstig nadeel. Bovendien wil haar cliënt in geen geval terugverhuizen naar [accommodatie] , locatie [adres] . Wel is hij bereid om zo nodig vrijwillig klinische behandeling te ondergaan bij de GGZ, indien hij ervan uit kan gaan dat hij vervolgens weer terugkeert naar [afdeling] . Gelet daarop stelt zij zich namens betrokkene primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. In het geval dat de rechtbank deze lijn niet mocht volgen acht zij relevant dat de beoordelend psychiater in de medische verklaring spreekt over een licht verstandelijke beperking, een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van alcoholhoudende drank. Zij begrijpt, gezien de insteek van het verzoek, dat de psychiater ervan uit gaat dat in hoofdzaak de verstandelijke beperking op dit moment bepalend is voor het ontstaan van de situatie rondom haar cliënt en daarom een rechterlijke machtiging ingevolge de Wzd is verzocht. Of dit de juiste insteek is wenst zij te betwijfelen. Zij sluit niet uit dat op dit moment met name de bipolaire stoornis op de voorgrond staat, nu in haar visie de feiten en omstandigheden meer overeenkomsten vertonen met situaties als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg (hierna: Wvggz). Daarom verzoekt zij namens haar cliënt - bij wijze van subsidiair standpunt - de behandeling van het verzoek aan te houden, dit om de behandelaar in de gelegenheid te stellen te zorgen voor een aanvullende onafhankelijke psychiatrische beoordeling van haar cliënt en een op basis daarvan opgestelde medische verklaring, waarin op haar subsidiaire verweer, zoals hiervóór toegelicht, wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde rechterlijke machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling dat bij cliënt sprake is van een psychische stoornis, te weten een lichte verstandelijke beperking, een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van alcoholhoudende drank. Ook is bij de rechtbank de overtuiging ontstaan dat niet de bipolaire stoornis maar de verstandelijke beperking in hoofdzaak bepalend is voor de rondom betrokkene ontstane situatie, die geleid heeft tot indiening van het voorliggend verzoek. De onrust bij en overlast door betrokkene is zich gaan voordoen vanaf het moment van verhuizing van betrokkene naar [afdeling] , terwijl hij daarvoor op de locatie [adres] goed functioneerde, ondanks zijn ook toen bestaande bipolaire klachten. De verhuizing naar [afdeling] en het wegvallen van structuur voor betrokkene heeft geleid tot een overvraging bij betrokkene in het kader van zijn verstandelijke beperking, zo leidt de rechtbank af uit de medische verklaring, de overige stukken en de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft geen reden om hier aan te twijfelen.
4.3.
Daarnaast blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling dat het door zijn stoornis veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de vorm van:
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verstandelijke beperking in combinatie met het overvraagd raken van betrokkene sinds zijn verhuizing naar de huidige woonlocatie in [plaats 1] heeft geleid tot een situatie waarin sprake is onrustig en overlast gevend gedrag door betrokkene, in die mate, dat er gevaar is ontstaan voor anderen, maar ook voor betrokkene zelf. Dit in de vorm van reacties van anderen op zijn gedrag, zowel in de woonlocatie als daarbuiten, dat door anderen als hinderlijk en onveilig wordt ervaren.
4.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Met het verzoek wordt beoogd betrokkene in eerste instantie te plaatsen bij [accommodatie] , [adres] en zodra hij voldoende zal zijn gestabiliseerd over te plaatsen naar een andere geschikte locatie op het terrein van deze instelling. Betrokkene verzet zich hiertegen. Hij wil uiteindelijk blijven wonen op [afdeling] , waar hij nu woont.
4.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een rechterlijke machtiging verlenen voor een periode van zes maanden als verzocht.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1969 in [geboorteplaats] ;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 januari 2026.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 22 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.