In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor betrokkene, geboren in 1969. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, op basis van artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de procedure op 15 juli 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij betrokkene en zijn advocaat, alsook verschillende begeleiders en een gedragsdeskundige zijn gehoord.
Betrokkene heeft aangegeven dat hij niet begrijpt waarom hij als overlastgevend wordt gezien en dat hij geen gevaar voor anderen vormt. Hij heeft last van PTSS en heeft aangegeven bereid te zijn tot vrijwillige klinische opname, mits hij daarna terug kan keren naar zijn huidige woonlocatie. De gedragsdeskundige heeft echter geconcludeerd dat betrokkene onrustig en hinderlijk gedrag vertoont, wat leidt tot een onveilige situatie voor zowel hemzelf als anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een lichte verstandelijke beperking, een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van alcoholhoudende drank.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevraagde machtiging noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, zoals verwaarlozing en gevaar voor de veiligheid van anderen. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar. De rechterlijke machtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 15 januari 2026. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van de griffier.