ECLI:NL:RBZWB:2025:5036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 25/3486
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfsloods op basis van de Opiumwet

Op 29 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster B.V. en de burgemeester van de gemeente Terneuzen. Verzoekster had een voorlopige voorziening aangevraagd naar aanleiding van een besluit van de burgemeester van 16 juli 2025, waarbij een bedrijfsloods voor de duur van twaalf maanden was gesloten op grond van de Opiumwet. De burgemeester had op 21 juli 2025 een wijzigingsbesluit genomen, waarbij de sluiting van de loods gedeeltelijk werd opgeschort, met uitzondering van het magazijn waarin de overtreding was vastgesteld. Verzoekster heeft haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken na dit wijzigingsbesluit.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling beoordeeld. Volgens de wet kan een bestuursorgaan in de proceskosten worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het verzoekschrift. In dit geval is de burgemeester met het gedeeltelijk opschorten van het besluit aan verzoekster tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen en de burgemeester veroordeeld tot betaling van € 907,- aan verzoekster. Dit bedrag is gebaseerd op de proceshandelingen van de gemachtigde van verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3486

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.J. Nieuwenhuijse),
en

de burgemeester van de gemeente Terneuzen, verweerder

(gemachtigde: mr. A.P.C. Kester).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een veroordeling van de burgemeester in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van het besluit van de burgemeester van 16 juli 2025 tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, waarbij een bedrijfsloods aan de [adres] voor de duur van twaalf maanden is gesloten op grond van de Opiumwet. Verzoekster huurt een bedrijfsruimte in die loods. Verzoekster heeft tegen het besluit ook bezwaar gemaakt.
1.1.
De burgemeester heeft op 21 juli 2025 bericht dat hij een wijzigingsbesluit heeft genomen. In dit wijzigingsbesluit heeft de burgemeester het besluit tot sluiting van de loods opgeschort met uitzondering van het magazijn waarin de overtreding van de Opiumwet is vastgesteld. Daarbij heeft de burgemeester opgemerkt dat de opschorting geldt tot zes weken na het te nemen besluit op het bezwaar.
1.2.
Daarop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is de burgemeester aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. De burgemeester is met het gedeeltelijk opschorten van het besluit aan verzoekster tegemoetgekomen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om de burgemeester in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient de burgemeester te vergoeden?
5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die de burgemeester moet vergoeden € 907,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. Omdat de burgemeester de werking van het besluit van 16 juli 2025 heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, betaalt de griffier het griffierecht aan verzoekster terug. [4]

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 907,- aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 29 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van deAlgemene wet bestuursrechtt (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in hetBesluit proceskosten bestuursrechtt (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.VergelijkCRvBB 24 september 2014, ECLI:NLCRVBB:2014:3263.
4.Dat staat in artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb.