ECLI:NL:RBZWB:2025:5041

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
25/2793
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom door college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het opleggen van een last onder dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het verzoek is ingediend vanwege activiteiten in de woning aan [adres] in [plaats]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker het verschuldigde griffierecht van € 194,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoeker in een aangetekende brief van 12 juni 2025 de gelegenheid gegeven om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Uit informatie van PostNL bleek dat deze brief op 16 juni 2025 was afgehaald, maar verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd voldaan en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 31 juli 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2793

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoekerwettelijk vertegenwoordigd door [financieel adviseur],

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het opleggen van een last onder dwangsom door het college vanwege activiteiten in de woning aan [adres] in [plaats].
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
2. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 12 juni 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 16 juni 2025 om 08:22 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 31 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.