ECLI:NL:RBZWB:2025:5067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/429687/HA ZA 24-698 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake loonvordering en aansprakelijkheid payrollwerkgever

In deze verzetzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Connexie, een payrollbedrijf, en [inlener]. Connexie had een werknemer loon nabetaald, omdat er ten onrechte geen rekening was gehouden met een toepasselijke cao. Connexie bracht de nabetaling in rekening bij [inlener], die onjuiste informatie over de beloning had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat [inlener] tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door onjuiste informatie te verstrekken, maar dat er ook sprake was van 50% eigen schuld aan de kant van Connexie. Dit leidde tot een gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van Connexie, waarbij de schadevergoeding werd vastgesteld op € 14.585,16, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd [inlener] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en deed opnieuw uitspraak, waarbij het verzet gedeeltelijk gegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/429687 / HA ZA 24-698
Vonnis in verzet van 16 juli 2025
in de zaak van
EV TILBURG B.V. t.h.o.d.n. CONNEXIE,
te Tilburg,
eiseres,
gedaagde partij in het verzet,
hierna te noemen: Connexie,
advocaat: mr. S.A.J. van Riel,
tegen

1.[inlener] ,

te [plaats] ,

2. [vennoot 1] ,

vennoot van [inlener] ,
te [plaats] ,

3. [vennoot 2] ,

vennoot van [inlener] ,
te [plaats] ,
gedaagden,
eisende partijen in het verzet,
hierna gezamenlijk te noemen: [inlener] ,
advocaat: mr. E.T. van Dalen,

1.De zaak in het kort

1.1.
Connexie is een payrollbedrijf. [inlener] heeft via Connexie arbeidskrachten werkzaamheden laten verrichten. Bij de hoogte van het betaalde loon is ten onrechte geen rekening gehouden met een toepasselijke algemeen verbindend verklaarde cao. Connexie heeft een werknemer loon nabetaald en heeft de rekening daarvoor neergelegd bij [inlener] . Ook heeft Connexie buitengerechtelijke incassokosten en de daadwerkelijke proceskosten in rekening gebracht bij [inlener] . Connexie baseert zich op de gemaakte afspraken in de overeenkomst en algemene voorwaarden. De vorderingen van Connexie zijn bij verstek grotendeels toegewezen.
1.2.
Deze zaak betreft de verzetprocedure. [inlener] is het niet eens met de vorderingen van Connexie. Zij doet een beroep op de redelijkheid en billijkheid en op eigen schuld.
1.3.
De rechtbank wijst de vorderingen van Connexie grotendeels toe. Wel slaagt het beroep op eigen schuld, in die zin dat 50% van de schade voor rekening van Connexie zelf moet blijven. Dit werkt ook door in de hoogte van de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten.
1.4.
Dit oordeel wordt hierna onder het kopje ‘de beoordeling’ uitgelegd. Eerst worden het verloop van de procedure, de feiten en het geschil geschetst. Onder het laatste kopje volgt de beslissing van de rechtbank.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van Connexie van 12 juni 2024 met producties 1 tot en met 18,
 het verstekvonnis van deze rechtbank van 31 juli 2024 met zaak-/rolnummer C/02/423666/HA ZA 24-330 (hierna: het verstekvonnis),
 de verzetdagvaarding van [inlener] van 12 november 2024 met één productie,
 het vonnis in incident van 12 februari 2025 waarbij is geoordeeld dat het verzet tijdig is ingesteld, en de daarin genoemde processtukken,
 het tussenvonnis van 19 maart 2025 waarbij de datum voor de mondelinge behandeling is bepaald,
 de akte overleggen nadere productie en eiswijziging van Connexie,
 de aanvullende productie 2 van [inlener] ,
 de mondelinge behandeling van 4 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
 de spreekaantekeningen van mr. Van Riel, die hij tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgelezen.
2.2.
De rechtbank heeft aan het slot van de mondelinge behandeling bepaald dat er een vonnis zal komen.

3.De feiten

3.1.
Connexie is een payrollonderneming. Connexie neemt door inleners zelf geworven arbeidskrachten in loondienst op basis van een daartoe verkregen opdracht van inleners.
3.2.
[inlener] produceert vanuit een eigen atelier kleding voor merken en bedrijven. De onderneming is gestart in juli 2020.
3.3.
[inlener] heeft op 17 augustus 2020 via de website van Connexie een aanvraag voor een offerte gedaan. In deze aanvraag is geschetst welke werkzaamheden [inlener] uitvoert en dat zij daarvoor twee arbeidskrachten via een payrollconstructie in wilde zetten.
3.4.
De heer [naam 1] (‘ [naam 1] ’) van Connexie heeft telefonisch en per e-mail contact gehad met [inlener] . Hij heeft per e-mail van 20 augustus 2020 een brochure over de dienstverlening van Connexie en de bijbehorende tarieven aan [inlener] toegezonden, en in de begeleidende e-mail onder meer vermeld:
“Aangezien jullie niet gebonden zijn aan een cao ben ik uitgegaan van het burgerlijk wetboek. Dat betekent het wettelijk minimumloon en een minimum aan vakantiedagen (20). Uiteraard kan je daar (positief) van afwijken.”
3.5.
Op dezelfde dag heeft [naam 1] onder andere een intakeformulier toegezonden aan [inlener] . [inlener] heeft het formulier op 28 augustus 2020 ingevuld teruggestuurd. Onder het kopje ‘inlenersbeloning (afspraken)’ wordt gevraagd naar een eventuele cao. De klant kan daarbij uit twee opties kiezen, namelijk (1) ‘cao, namelijk:’ en (2) ‘eigen beloningsregeling’. [inlener] heeft het vakje ‘eigen beloningsregeling’ aangekruist.
3.6.
Mevrouw [naam 2] (‘ [naam 2] ’) heeft op 31 augustus 2020 vanwege vakantie van [naam 1] gereageerd op de e-mail van [inlener] van 28 augustus 2020. Ze stelt in haar e-mail een vraag over de beloningsregeling:
“Nog een vraagje: op het intakeformulier geef je aan een eigen beloningsregeling toe te passen voor de medewerkers van [inlener] . [naam 1] heeft naar me gecommuniceerd om er vanuit te gaan dat er geen cao toegepast hoeft te worden. Wat kan ik toepassen in het account?”
3.7.
In de reactie van [inlener] van 31 augustus 2020 wordt bevestigd dat er inderdaad geen cao moet worden toegepast. De tarieven die [naam 1] had toegestuurd moeten worden gebruikt, aldus [inlener] .
3.8.
Partijen hebben een opdrachtovereenkomst ondertekend. In deze opdrachtovereenkomst is wat betreft de beloning van de arbeidskrachten bepaald:
“U bepaalt de hoogte van de lonen en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden waarbij u rekening houdt met actuele regels en wetten. U levert Connexie daarbij de juiste informatie rondom beloning aan. (…)
Bij uitzendkrachten geldt de inlenersbeloning. Dit betekent dat uitzendkrachten voor een gedeelte recht hebben op dezelfde beloning als te gelden heeft voor werknemers in dienst van de opdrachtgever in een gelijke of gelijkwaardige functie (of als te doen gebruikelijk is in de branche waarin de opdrachtgever actief is). (…)”
3.9.
Op de opdrachtovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Connexie van toepassing verklaard. In artikel 6.1 van de algemene voorwaarden is een bepaling over informatieverstrekking door de opdrachtgever opgenomen:
“De Opdrachtgever erkent dat een behoorlijke uitvoering van de Overeenkomst door Connexie in de regel afhankelijk is van juiste en tijdige aanlevering van documenten en gegevens van de Opdrachtgever, in het bijzonder ten aanzien van de vaststelling van de inlenersbeloning dan wel gelijke behandeling. (…)”
3.10.
In artikel 6.5 van de algemene voorwaarden is bepaald dat de opdrachtgever instaat voor de verstrekte informatie:
“De Opdrachtgever staat in voor de juistheid, volledigheid, betrouwbaarheid, deugdelijkheid en rechtmatigheid van de door of namens haar aan Connexie verrichte handelingen en verstrekte gegevens/informatie. (…) Ingeval de Opdrachtgever niet, niet tijdig, onvolledige of onjuiste gegevens/informatie aan Connexie verschaft, als in dit artikel bedoeld, is de Opdrachtgever volledig aansprakelijk voor alle schade die hieruit voortvloeit voor haar en voor derden, en vrijwaart de Opdrachtgever, Connexie hiervoor volledig.”
3.11.
In artikel 10.6 van de algemene voorwaarden is een bepaling opgenomen over (buitengerechtelijke) kosten:
“Alle kosten, zowel gerechtelijke als buitengerechtelijke, welke Connexie moet maken ter effectuering van haar rechten, komen geheel voor rekening van de Opdrachtgever. De vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt gefixeerd op 20% van de verschuldigde hoofdsom inclusief btw en rente – tenzij Connexie aantoonbaar meer kosten heeft gemaakt – met een minimum van € 500,00 per vordering.”
3.12.
In artikel 19.1 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat de opdrachtgever zich uitdrukkelijk bekend verklaart met artikel 8a, 8b en 12a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (‘Waadi’).
3.13.
De heer [werknemer] (“ [werknemer] ”) heeft via een payrollovereenkomst met Connexie vanaf 24 augustus 2020 werkzaamheden verricht onder leiding en toezicht van [inlener] .
3.14.
[werknemer] heeft op 30 juni 2023 bij Connexie aangegeven dat hij beloond zou moeten worden conform de cao MITT [1] . Het (juiste) loon is ook tussen [werknemer] en [inlener] onderwerp van gesprek geweest. Bij brief van 28 oktober 2023 heeft [werknemer] bij Connexie een loonvordering ingesteld ter hoogte van het verschil tussen het ontvangen loon en het cao-loon over de jaren sinds indiensttreding. De sommatie tot nabetaling van het loon is herhaald op 21 november 2023.
3.15.
Connexie en [werknemer] hebben in december 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is overeengekomen dat Connexie [werknemer] een bedrag van € 12.358,25 bruto aan loon nabetaalt. Ook hebben partijen afgesproken dat Connexie vanaf 1 januari 2024 de gelijke behandeling ex artikel 8a Waadi toe zal passen op basis van de meest recente versie van de cao MITT. Tot slot is afgesproken dat [werknemer] een vergoeding zou ontvangen van € 750,00 exclusief btw voor gemaakte advocaatkosten. Partijen hebben elkaar over en weer finale kwijting verleend.
3.16.
Connexie heeft de op grond van de vaststellingsovereenkomst verschuldigde bedragen aan [werknemer] voldaan. Connexie heeft de gemaakte kosten vervolgens zonder opslag doorbelast aan [inlener] . Op 26 maart 2024 heeft Connexie [inlener] in dat kader een factuur toegezonden voor een totaalbedrag van € 24.107,71 exclusief btw (€ 29.070,33 inclusief btw). Het bedrag van de factuur zou op 31 maart 2024 via de automatische incasso geïncasseerd worden.
3.17.
[inlener] heeft op 19 april 2024 per e-mail laten weten de factuur niet te zullen betalen.
3.18.
Connexie heeft vervolgens haar advocaat ingeschakeld. De advocaat van Connexie heeft [inlener] bij brief van 22 mei 2024 gesommeerd om binnen zeven dagen een bedrag van € 30.606,31 te betalen.
3.19.
De advocaat van [inlener] heeft bij e-mail van 27 mei 2024 herhaald dat er geen gehoor zou worden gegeven aan de sommatie.
3.20.
De overeenkomst van opdracht tussen Connexie en [inlener] is met ingang van 1 april 2024 beëindigd.

4.Het geschil

4.1.
Connexie heeft in de inleidende dagvaarding hoofdelijke veroordeling van [inlener] gevorderd tot betaling van een bedrag van € 29.170,33 inclusief btw aan hoofdsom, een bedrag van € 4.821,54 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten (primair de volledige kosten, subsidiair de kosten zoals te bepalen door de rechtbank), alles te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
4.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van Connexie bij verstek gedeeltelijk toegewezen. [inlener] is hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom, een bedrag van € 1.066,70 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van
€ 3.969,29 aan proceskosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente.
4.3.
[inlener] vordert in de verzetdagvaarding ontheffing van de veroordeling zoals opgenomen in het verstekvonnis. [inlener] vraagt de rechtbank de vorderingen van Connexie alsnog af te wijzen met veroordeling van Connexie in de proceskosten van de verzetprocedure.
4.4.
Connexie voert verweer en wijzigt haar eis. De wijziging van eis ziet op de primair gevorderde volledige proceskosten en de rente. Na eiswijziging vordert Connexie betaling van een bedrag van € 11.985,96 inclusief btw voor gemaakte advocaat- en deurwaarderskosten te vermeerderen met de wettelijke rente (in plaats van de wettelijke handelsrente). Ook over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten wordt na eiswijziging de wettelijke rente in plaats van de wettelijke handelsrente gevorderd.
4.5.
De rechtbank gaat hierna bij de beoordeling in op de relevante standpunten die partijen ter onderbouwing van hun vorderingen en het verweer daartegen hebben ingenomen.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen zijn het er over eens dat [inlener] onder de werkingssfeer van de (algemeen verbindend verklaarde) cao MITT valt. Ook is geen geschilpunt dat [werknemer] op basis van artikel 8a Waadi aanspraak heeft op gelijke behandeling wat betreft arbeidsvoorwaarden. Hij heeft terecht een loonvordering ingesteld.
5.2.
De zaak draait kort gezegd om de vraag wie de rekening moet betalen van het onjuist toepassen van de arbeidsvoorwaarden waar [werknemer] vanaf indiensttreding recht op had.
Standpunten van partijen
5.3.
Connexie vindt dat de rekening bij [inlener] thuishoort. In de overeenkomst van opdracht en de algemene voorwaarden is afgesproken dat [inlener] instond voor de juistheid van de verstrekte informatie in de toepassing van arbeidsvoorwaarden. [inlener] heeft deze bepaling geschonden door onjuiste informatie te verstrekken. [inlener] heeft Connexie contractueel volledig gevrijwaard voor de loonaanspraak van [werknemer] en is op grond van de gemaakte afspraken aansprakelijk voor de schade van Connexie (waaronder ook de buitengerechtelijke kosten en daadwerkelijke proceskosten) als gevolg van het onjuist informeren over de arbeidsvoorwaarden. De vorderingen kunnen naast nakoming van de overeenkomst volgens Connexie ook gebaseerd worden op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) en onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
5.4.
[inlener] is van mening dat Connexie als professioneel payrollbedrijf de zorg- en onderzoeksplicht had om na te gaan of er een cao van toepassing was op het bedrijf. Die plichten heeft Connexie geschonden. [inlener] had als startende ondernemer geen verstand van arbeidsvoorwaarden en is afgegaan op de mededelingen van [naam 1] bij de totstandkoming van de overeenkomst dat er geen cao van toepassing was. [inlener] doet een beroep op eigen schuld van Connexie (artikel 6:101 BW). Ook is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de rekening van de schikking met [werknemer] inclusief kosten aan haar wordt doorbelast, terwijl [inlener] geen invloed heeft gehad op de inhoud van deze schikking. Als Connexie [inlener] wel op tijd in het proces betrokken had, dan zou dat hebben gescheeld in de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De gevorderde buitengerechtelijke kosten en volledige proceskosten kunnen sowieso niet worden toegewezen, omdat deze gebaseerd zijn op de algemene voorwaarden en die zijn na het einde van de overeenkomst niet meer van toepassing.
Het oordeel van de rechtbank
5.5.
Bij de beoordeling van de zaak neemt de rechtbank de overeenkomst van opdracht zoals die tussen partijen is gesloten en de daarbij behorende algemene voorwaarden tot uitgangspunt. Connexie heeft op de zitting onweersproken gesteld dat de inhoud van de relevante bepalingen van de algemene voorwaarden in de versie van 2024 niet afwijkt van de versie uit 2020.
Wanprestatie
5.6.
Connexie doet een beroep op nakoming van de verbintenissen voortvloeiend uit de overeenkomst inclusief algemene voorwaarden. Connexie voert aan dat [inlener] de gemaakte afspraken heeft geschonden. De rechtbank begrijpt de stellingen van Connexie zo dat zij een beroep doet op tekortschieten door [inlener] in de nakoming van de overeenkomst (artikel 6:74 BW) en de schade die daarvan het gevolg is vergoed wil zien.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat [inlener] inderdaad tekort is geschoten in de nakoming van de gemaakte afspraken. Feit is dat [inlener] op het intakeformulier heeft aangegeven dat de eigen beloningsregeling moest worden toegepast en geen cao. Dit is onjuist gebleken. Zowel op grond van de gemaakte afspraken (de rechtbank verwijst naar de in overweging 3.8 tot en met 3.10 weergegeven bepalingen) als de wet (artikel 12a Waadi) was [inlener] verplicht om de juiste toepasselijke arbeidsvoorwaarden door te geven aan Connexie. De wanprestatie door [inlener] heeft als uitgangspunt tot gevolg dat zij volledig aansprakelijk is voor vergoeding van de schade die daaruit voortvloeit. Dit is anders als het beroep van [inlener] op eigen schuld van Connexie geheel of gedeeltelijk slaagt.
Eigen schuld
5.8.
Artikel 6:101 BW bepaalt dat de schadevergoedingsplicht van de aansprakelijke partij (in dit geval [inlener] ) wordt verminderd indien de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde (in dit geval Connexie) kan worden toegerekend. Het hoeft daarbij niet te gaan om schuld van de benadeelde in de betekenis van dit woord in het normale spraakgebruik, maar kan ook gaan om omstandigheden die in de risicosfeer van de benadeelde liggen.
5.9.
Het is aan de aansprakelijke partij om de omstandigheden te benoemen (en te bewijzen als de benadeelde partij het verhaal voldoende tegenspreekt) die moeten leiden tot eigen schuld van de benadeelde. Indien de benadeelde omstandigheden aan de kant van de aansprakelijke partij aanvoert die in zijn ogen maken dat de schade daardoor is ontstaan, geldt dat de stelplicht en de bewijslast van die omstandigheden op de benadeelde rusten.
5.10.
[inlener] heeft op de zitting toegelicht dat zij het intakeformulier heeft ingevuld zoals dat was geadviseerd door [naam 1] van Connexie. [naam 1] had aangegeven dat er geen cao van toepassing was. Daarom heeft [inlener] voor de enige andere resterende optie op het intakeformulier gekozen, die van de ‘eigen beloningsregeling’. In latere correspondentie verwijst collega [naam 2] ook naar de mededelingen door [naam 1] over het niet van toepassing zijn van een cao.
5.11.
Connexie heeft niet betwist dat [naam 1] aan [inlener] heeft medegedeeld dat er geen cao van toepassing was. Wel heeft Connexie aangevoerd dat [naam 1] vanuit zijn functie als accountmanager niet de deskundigheid bezat om de toepasselijkheid van een cao te beoordelen. Connexie heeft daarbij desgevraagd echter ook aangegeven dat [inlener] dit niet had kunnen weten. Ook heeft Connexie op de zitting aangegeven dat [naam 2] wel over de benodigde deskundigheid beschikte. [naam 2] heeft de conclusie van [naam 1] feitelijk overgenomen en [inlener] niet op een ander spoor gebracht.
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat de mededelingen van haar werknemers aan Connexie kunnen worden toegerekend en in dit geval hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Het is begrijpelijk dat [inlener] waarde heeft toegekend aan de mededelingen van [naam 1] , nu Connexie een professioneel payrollbedrijf is met vele jaren ervaring.
5.13.
Aan de andere kant geldt dat [inlener] zonder eigen onderzoek is afgegaan op de juistheid van die mededelingen. Als [inlener] wel zelf in het onderwerp was gedoken, dan had ze kunnen ontdekken dat zij onder de werkingssfeer van de cao MITT viel en dat [werknemer] op grond van de Waadi recht had op een gelijke beloning. [inlener] heeft aangevoerd destijds een startende ondernemer te zijn geweest zonder verstand van personeelszaken, maar dit zijn omstandigheden die voor haar rekening en risico moeten blijven.
5.14.
Kortom: zowel de mededelingen vanuit Connexie als het gebrek aan eigen onderzoek door [inlener] hebben eraan bijgedragen dat de schade heeft kunnen ontstaan. De rechtbank bepaalt de causale bijdrage van Connexie aan het ontstaan van de schade op 50%. Dit betekent dat 50% van de schade voor eigen rekening van Connexie moet blijven en de andere 50% door [inlener] moet worden vergoed.
Beroep op redelijkheid en billijkheid
5.15.
[inlener] doet een beroep op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank begrijpt dat [inlener] van mening is dat het treffen van de schikking met [werknemer] zonder haar daarbij te betrekken en het vervolgens doorbelasten van de rekening naar die maatstaven onaanvaardbaar is en moet leiden tot afwijzing van de vordering. De rechtbank volgt [inlener] hier niet in. Uit de correspondentie blijkt dat [werknemer] zijn loonvordering ook bij [inlener] heeft neergelegd. Ook staat als onbetwist vast dat Connexie meerdere pogingen heeft ondernomen om [inlener] in het proces te betrekken. [inlener] heeft die kans onbenut gelaten en kan daarom nu geen verwijt op dit punt richting Connexie maken.
Hoogte van de schade
5.16.
[inlener] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het aan [werknemer] nabetaalde loon vermeerderd met werkgeverslasten. Ook is geen verweer gevoerd tegen de in het kader van de schikking aan [werknemer] betaalde tegemoetkoming in de advocaatkosten van € 750,00 exclusief btw. De verweren van [inlener] richten zich op de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, die hierna zullen worden beoordeeld. De rechtbank stelt daarom vast dat de schade die voortvloeit uit de wanprestatie door [inlener] het gevorderde bedrag € 29.170,32 inclusief btw betreft.
5.17.
Gelet op de eigen schuld van 50% van Connexie betekent dit dat de vordering van Connexie wat betreft de hoofdsom toewijsbaar is tot een bedrag van € 14.585,16 inclusief btw.
5.18.
Nu het bedrag ziet op schadevergoeding is niet de wettelijke handelsrente maar de wettelijke rente toewijsbaar.
5.19.
Het beroep op eigen schuld gaat ook op bij de andere door Connexie aangevoerde juridische grondslagen (ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad). Deze grondslagen kunnen dan ook niet tot een andere uitkomst leiden en worden daarom verder niet besproken.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
5.20.
Connexie vordert vergoeding van een bedrag van € 4.821,54 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 11.985,96 inclusief btw (plus griffierecht en nakosten) aan proceskosten. Zij baseert haar vorderingen op artikel 10.6 van de algemene voorwaarden.
5.21.
De rechtbank beoordeelt eerst de verweren van [inlener] tegen de grondslag van deze vorderingen. Samengevat vindt [inlener] dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat (1) de algemene voorwaarden na het einde van de overeenkomst niet meer van toepassing zijn en (2) toepassing van de bepaling uit de algemene voorwaarden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Beide verweren slagen niet.
5.22.
In de algemene voorwaarden zijn niet alleen afspraken gemaakt die gelden tijdens de overeenkomst, maar ook afspraken die gelden na afloop daarvan. De algemene voorwaarden hebben zogenaamde postcontractuele werking. Het feit dat de overeenkomst met ingang van 1 april 2024 is beëindigd maakt dus niet dat Connexie geen beroep meer kan doen op artikel 10.6 van de algemene voorwaarden.
5.23.
Partijen hebben afgesproken dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Afspraak is afspraak, dat is het uitgangspunt. Het gaat hier om twee zakelijke partijen die samen zijn overeengekomen onder welke voorwaarden zij zaken met elkaar willen gaan doen. De contractsvrijheid staat daarbij voorop. Een gemaakte afspraak kan pas met een beroep op de redelijkheid en billijkheid buiten toepassing worden gelaten, indien het gelet op de omstandigheden van het geval onaanvaardbaar is om een partij aan een gemaakte afspraak te houden. De lat ligt daarbij hoog.
5.24.
[inlener] voert aan dat de gemaakte (advocaat)kosten hoog zijn, maar dat is onvoldoende. Connexie heeft op de zitting uitgebreid toegelicht welke pogingen tot contact met [inlener] zijn ondernomen vanaf het moment dat [werknemer] zich meldde met zijn vordering. Zowel in het proces dat heeft geleid tot de vaststellingsovereenkomst als daarna heeft [inlener] niet thuis gegeven. Connexie werd daardoor genoodzaakt tot dagvaarding over te gaan, waarbij [inlener] verstek heeft laten gaan. [inlener] heeft dit alles niet weersproken. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien hoe de redelijkheid en billijkheid in de weg kunnen staan een toepassing van artikel 10.6 van de algemene voorwaarden.
5.25.
Artikel 10.6 van de algemene voorwaarden is dan ook van toepassing tussen partijen en vormt een grondslag voor toewijzing van de vorderingen van Connexie, en wel als volgt.
5.26.
De rechtbank stelt de hoogte van de door [inlener] verschuldigde buitengerechtelijke kosten vast op een bedrag van € 2.410,77 (20% van € 12.053,86). Connexie heeft de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid gevorderd, zonder deze dag van verschuldigdheid te benoemen en onderbouwen. De rechtbank gaat daarom uit van de dag van dagvaarding.
5.27.
De advocaatkosten zijn toewijsbaar voor het volledig gevorderde bedrag. Connexie heeft de gemaakte advocaatkosten gespecificeerd onderbouwd. [inlener] heeft niet betwist dat de kosten zijn gemaakt. Ook het door Connexie betaalde griffierecht
(€ 2.889,00) en de nakosten (€ 178,00 plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) moeten door [inlener] worden vergoed. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar zoals bepaald in de beslissing.
Vernietiging verstekvonnis
5.28.
De conclusie van het voorgaande is dat het verzet van [inlener] gedeeltelijk gegrond is. Voor de leesbaarheid en duidelijkheid kiest de rechtbank er voor om het hele verstekvonnis te vernietigen en in dit vonnis een nieuwe eindbeslissing op te nemen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van deze rechtbank van 31 juli 2024 (met zaak-/rolnummer C/02/423666/HA ZA 24-330) en doet opnieuw uitspraak:
6.2.
veroordeelt [inlener] tot betaling aan Connexie van een bedrag van € 14.585,16 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [inlener] om aan Connexie te betalen een bedrag van € 2.410,77 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 12 juni 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [inlener] in de proceskosten van € 11.985,96 (inclusief btw) aan advocaatkosten, € 2.889,00 aan griffierecht en € 178,00 aan nakosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [inlener] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.

Voetnoten

1.Cao voor de Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie.