In deze uitspraak behandelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende, een BV gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres], vastgesteld op € 2.650.000 per 1 januari 2022. Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde verlaagd naar € 2.296.000. De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 behandeld, waarbij partijen een bewijsopdracht kregen. Tijdens de zitting op 30 juli 2025 bereikten partijen een compromis, waarbij de waarde van het object voor 2023 werd vastgesteld op € 1.800.000, exclusief het gedeelte waar een kinderdagverblijf was gevestigd. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, waardoor de beschikking verder wordt verlaagd en de aanslag dienovereenkomstig moet worden aangepast. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.