In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 1 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Veere had op 10 juli 2023 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die op 24 mei 2023 zijn auto had geparkeerd aan De vier hoogten te Veere. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 behandeld, waarbij de belanghebbende en zijn gemachtigde, mr. L.M. Bisschof, aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald. De belanghebbende heeft een parkeerkaartje overgelegd dat overeenkomt met de datum en tijd van de naheffingsaanslag, en zijn zus heeft verklaard dat zij samen de parkeerbelasting hebben voldaan. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, waardoor de naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar worden vernietigd. De heffingsambtenaar moet het griffierecht en de proceskosten vergoeden aan de belanghebbende.