ECLI:NL:RBZWB:2025:5078
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Oisterwijk
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 288.000 per 1 januari 2023. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 175.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2025 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde is vastgesteld op basis van verkoopopbrengsten van vergelijkbare woningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de gebreken van de woning, zoals scheurvorming en de aanwezigheid van een monumentaal pand op het perceel, door een neerwaartse correctie van € 60.000 toe te passen. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning en de aanslag onroerendezaakbelastingen niet te hoog zijn vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. Hierdoor blijft de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd, en krijgt de belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed.