6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
In de avond van 16 januari 2025 heeft zich op de N253 in Oostburg een verschrikkelijk drama afgespeeld. Verdachte is aan het begin van die avond opgehaald door zijn moeder en haar partner, het slachtoffer, omdat hij door eigen toedoen niet langer in zijn chalet mocht verblijven. Hij verkeerde die dag zwaar onder invloed van alcohol. Het was de bedoeling dat zijn moeder en het slachtoffer hem naar een psychiatrische kliniek zouden brengen om daar te worden opgenomen. Tijdens de autorit naar de kliniek heeft verdachte vanaf de achterbank onverhoeds het slachtoffer, die op dat moment nietsvermoedend de auto bestuurde, in zijn hals gestoken. Het slachtoffer is, nadat hij door verdachte is gestoken, nog in staat geweest om de auto tot stilstand te brengen, maar ingeroepen hulp van de hulpdiensten mocht niet meer baten. Hij is ter plaatse overleden.
Het feit dat het slachtoffer verdachte, die al langdurig bekend is met persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, die avond is komen ophalen met de intentie om hem te helpen, maakt de situatie extra wrang. De moeder van verdachte en het slachtoffer hadden ruim twintig jaar een relatie en verdachte heeft lange tijd een goede band met het slachtoffer gehad. Het slachtoffer heeft verdachte, met name op de momenten dat het slecht met hem ging, vaak ondersteund. Dat juist verdachte zich op deze wijze tegen hem keerde, is dan ook volstrekt onbegrijpelijk en voor de nabestaanden niet te bevatten. Met deze daad heeft verdachte het slachtoffer het meest fundamentele bezit van het slachtoffer, namelijk het recht om te leven, ontnomen en de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan.
De moeder van verdachte heeft moeten aanschouwen hoe haar partner om het leven werd gebracht door haar eigen zoon. De gevolgen van deze ingrijpende gebeurtenis – waaronder het blijvende verlies, het leed en de pijn – zullen naar verwachting een blijvend effect hebben op haar verdere leven.
De dochter van het slachtoffer heeft met het ter terechtzitting voorlezen van haar slachtofferverklaring op indringende wijze duidelijk gemaakt hoe diep de gewelddadige dood van het slachtoffer, haar vader, op haar leven heeft ingegrepen. Zij moest van het ene op het andere moment door zonder haar vader. Het is voor haar enorm zwaar om met dit verlies om te gaan en haar leven is sinds 16 januari 2025 voorgoed veranderd. Zij ondervindt sindsdien psychische klachten. Dit zijn gevolgen die, naar de ervaring leert, nog lange tijd kunnen voortduren. Ook voor haar geldt dat zij de gebeurtenissen van die dag de rest van haar leven moet meedragen. De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele strafoplegging het verdriet en het gemis van de nabestaanden kan compenseren.
De rechtbank weegt verder mee dat het door verdachte gepleegde feit niet alleen voor de nabestaanden een traumatische ervaring heeft opgeleverd, maar ook voor degene die getuige zijn geweest van hetgeen zich heeft afgespeeld nadat het slachtoffer de auto tot stilstand had gebracht en zij geconfronteerd werden met de kritieke toestand waarin het slachtoffer verkeerde. Dit moet bij hen een grote indruk achtergelaten hebben. Daarnaast geldt dat verdachte door het slachtoffer tijdens het rijden te steken ook de moeder van verdachte en overige verkeersdeelnemers ernstig in gevaar heeft gebracht. Dat het slachtoffer, nadat hij door verdachte is gestoken, nog in staat is geweest de auto tot stilstand te brengen langs de kant van de weg, heeft voorkomen dat er niet nog meer leed is veroorzaakt die dag. Dit is echter niet aan het handelen van verdachte te danken geweest.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Op het Belgische strafblad staan oude veroordelingen voor openbaar vervoers- en verkeersovertredingen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de Pro Justitia rapportages van psychiater [psychiater] van 1 mei 2025 en [GZ-psycholoog] van 30 april 2025. De rechtbank stelt vast dat uit de rapportages een beeld naar voren komt van een verdachte met een zeer belaste voorgeschiedenis en een verleden met verslavingsproblematiek. De deskundigen concluderen dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol, een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en een lichte stoornis in het gebruik van benzodiazepinen (medicatie). Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde. De persoonlijkheidsproblematiek van verdachte lijkt een rol te hebben gespeeld in de oplopende frustraties binnen de relatie tussen verdachte en het slachtoffer. Het alcoholgebruik heeft ertoe geleid dat hij die frustraties minder goed kon reguleren. Verdachte was de dag van het tenlastegelegde ernstig onder invloed van alcohol en ervoer veel stress. De frustratie die hij normaal zou onderdrukken kon hij niet meer hanteren, wat heeft geleid tot impulsief agressief gedrag. Beide deskundigen adviseren om gelet hierop het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De deskundigen schatten het risico op herhaling van gewelddadig gedrag in als matig. Wanneer verdachte echter geen behandeling volgt voor de hiervoor genoemde problematiek, is de kans groot dat hij direct terugvalt in oude patronen, met name in het alcoholgebruik. Dit, in combinatie met een onbehandelde persoonlijkheidsstoornis, kan op enige termijn nadat de frustratie weer is opgekropt, opnieuw leiden tot een uitbarsting van agressie, wat maakt dat het risico op herhaling van (ernstig) gewelddadig gedrag dan toeneemt. Om recidive te voorkomen moet verdachte eerst voor zijn verslaving worden behandeld, nu dit de belangrijkste factor vormt in het herhalingsrisico en het gevaar op agressie. Dat kan echter niet zonder ook de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en trauma’s te behandelen. Dit zijn immers, indien niet adequaat behandeld, voor een groot deel de onderhoudende factoren in zijn verslaving. De deskundigen adviseren beiden om aan te vangen met een klinische vorm van behandeling. Beide deskundigen zijn het erover eens dat de behandeling complex en langdurig zal zijn en dat een dergelijke behandeling alleen in het kader van tbs met dwangverpleging kan worden vormgegeven. Een minder ingrijpend kader, zoals tbs met voorwaarden, wordt niet geadviseerd, omdat de aanwezige problematiek ervoor zorgt dat een behandeling binnen een minder strikt kader moeilijk vorm kan worden gegeven en waarschijnlijk vroegtijdig zal worden afgebroken door verdachte.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het advies van de reclassering van 25 juni 2025. De reclassering sluit zich aan bij de conclusies uit de Pro Justitia rapportages en adviseert negatief over tbs met voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheid om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Het afbreukrisico is hoog en het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt eveneens als hoog ingeschat. Zij adviseren om bij een veroordeling naast een straf of maatregel de
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs of gevangenisstraf. Omdat het ziektebeeld lastig te behandelen is en de verwachting is dat de behandeling langdurig moet zijn en moeizaam zal gaan verlopen, wil de reclassering met oplegging van deze maatregel de mogelijkheid van de tenuitvoerlegging daarvan openhouden. De noodzaak hiervan zal afhangen van de vorderingen die verdachte binnen een eventuele tbs-maatregel maakt.
De rechtbank kan zich, gelet op de inhoud van de rapportages van de deskundigen en de vaststelling dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen, met de adviezen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen uit de rapportages over en houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Tbs met dwangverpleging of met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat de deskundigen het erover eens zijn dat verdachte een langdurige klinische behandeling moet ondergaan. Indien verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, is de kans dat verdachte in herhaling valt in de toekomst groot. Gelet hierop acht de rechtbank het opleggen van de maatregel van tbs noodzakelijk. De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van tbs is voldaan. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, Sr oplegging van tbs mogelijk is. Voorts is vastgesteld dat tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Tot slot vereist de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel.
De vraag is dan of de behandeling in het kader van tbs met voorwaarden of met dwangverpleging moet plaatsvinden. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan een behandeling met voorwaarden, ziet de rechtbank daar op basis van de conclusies van de deskundigen geen ruimte voor. Uit de rapportages blijkt dat tbs met voorwaarden niet haalbaar is, omdat verdachte door zijn ziektebeeld niet in staat is om zich aan voorwaarden te houden. De kans dat de behandeling dan vroegtijdig wordt afgebroken is groot. Onderdeel van het ziektebeeld van verdachte is dat hij op dat moment sterk geneigd is om terug te vallen in alcoholgebruik, waardoor de kans bestaat dat de frustraties op termijn oplopen en dit opnieuw kan leiden tot een uitbarsting van ernstige agressie. Een tbs-maatregel met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank daarom onvoldoende kader om de herhalingskans te beperken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat het beveiligen van de maatschappij, het verkleinen van de herhalingskans en het realiseren van behandeling voor de problematiek van verdachte naar het oordeel van de rechtbank alleen mogelijk is binnen het kader van tbs met dwangverpleging. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk om aan verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen en zal hiertoe dan ook overgaan.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat de maatregel van tbs zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, Sr, langer duren dan vier jaar.
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
Naast de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege zal de rechtbank ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr aan verdachte opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte na afloop van de tbs onder toezicht te stellen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Wat betreft de noodzaak tot deze maatregel overweegt de rechtbank dat gelet op de herhalingskans en de complexe problematiek van verdachte, het van belang is dat ook na de tbs-maatregel nog mogelijkheden bestaan om verdachte te ondersteunen. De rechtbank zal daarom tot de oplegging van deze maatregel overgaan.
Gevangenisstraf
De vraag is wat naast de oplegging van voornoemde maatregelen nog een passende straf is. Gezien de aard en ernst van het feit en de onomkeerbare gevolgen daarvan, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf, in welke vorm of mate dan ook, voor de nabestaanden het gemis van het slachtoffer kan wegnemen. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank, naast dat zij acht heeft geslagen op de impact die het gepleegde feit op de nabestaanden van het slachtoffer en de samenleving heeft gehad, ook acht geslagen op de problematiek van verdachte en de omstandigheid dat het feit aan hem verminderd kan worden toegerekend.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.