ECLI:NL:RBZWB:2025:5120

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
25/2735
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op een Wet open overheid verzoek

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Eiser had een beroep ingesteld omdat de minister volgens hem niet tijdig had beslist op zijn verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo) van 9 maart 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de minister in gebreke heeft gesteld voordat de beslistermijn was verstreken. De oorspronkelijke beslistermijn eindigde op 20 april 2025, maar eiser had ingestemd met uitstel tot eind mei/begin juni 2025. Hierdoor was de ingebrekestelling te vroeg en kon de rechtbank het beroep niet beoordelen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2735 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn Wet open overheid (Woo) verzoek van 9 maart 2025.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. De betrokkene kan pas een ingebrekestelling sturen zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, dus niet vóór dat moment. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet kan beoordelen.
4. In dit geval eindigde de oorspronkelijke beslistermijn op 20 april 2025. Verder is van belang dat de beslistermijn op grond van artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb wordt opgeschort gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd. Uit een e-mail van 18 april 2025 leidt de rechtbank af dat eiser met uitstel tot eind mei/begin juni 2025 heeft ingestemd. Eiser heeft de minister op 15 april 2025 en 18 april 2025 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn echter nog niet verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskosten-veroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, op 5 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.