Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Akça-Altun, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de weigering van een WIA-uitkering, welke beslissing op 28 mei 2024 was genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 31 januari 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar heeft in dit geval een termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige heroverweging mogelijk te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.