ECLI:NL:RBZWB:2025:5132

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
02-410353-24 en 02-158685-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal met geweld, bedreiging en winkeldiefstal

Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2011. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging en winkeldiefstal. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 23 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd voor alle feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 december 2024 in Tilburg samen met anderen een straatroof heeft gepleegd, waarbij hij een slachtoffer met geweld beroofde van zijn winterjas en schoenen. Daarnaast heeft hij op 4 december 2024 een buschauffeur bedreigd en op 29 november 2024 meerdere kledingstukken gestolen uit een winkel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-410353-24 en 02-158685-25
vonnis van de meervoudige kamer van 6 augustus 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Oisterwijk

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 23 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering van de benadeelde partij behandeld.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-410353-24:
Feit 1: op 30 december 2024 in Tilburg samen met anderen [slachtoffer 1] met geweld heeft beroofd van zijn winterjas, schoenen en een Apple oplader.
Feit 2: op 4 december 2024 in Tilburg [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
02-158685-25:
op 29 november 2024 in Tilburg bij [kledingwinkel] meerdere kledingstukken heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangiften en de bekennende verklaring die de verdachte op zitting heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring voor alle feiten aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ten aanzien van alle drie de feiten een bekennende verklaring afgelegd. Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 02-410353-24 merkt de verdediging nog wel op dat het bij de nek pakken niet met kracht gepaard ging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
02-410353-24
Feit 1:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 23 juli 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 december 2024, opgenomen op pagina 12 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024333963.
Door de verdediging is opgemerkt dat het bij de nek pakken van [slachtoffer 1] niet met kracht heeft plaatsgevonden. Uit de verklaring van [getuige] blijkt echter dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 1] een rood gezicht kreeg nadat hij door verdachte in een wurggreep werd gepakt. Dat [slachtoffer 1] zelf heeft aangegeven dat hij nog kon ademen toen hij bij zijn nek werd gepakt, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat er geen kracht is gezet. De rechtbank acht dan ook bewezen dat het bij de nek pakken met kracht heeft plaatsgevonden.
Feit 2:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 23 juli 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 december 2024, opgenomen op pagina 38 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024333963.
02-158685-25:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 23 juli 2025;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [kledingwinkel] d.d. 29 november 2024, opgenomen op pagina 6 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024307222.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-410353-24
Feit 1op 30 december 2024 te Tilburg , tezamen en in vereniging met een ander
een winterjas (merk Parajumpers) en schoenen (merk New Balance) en een
Apple oplader, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer 1] met kracht bij zijn nek vast te pakken;
Feit 2op 4 december 2024 te Tilburg , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een snijbeweging langs zijn, verdachtes, keel te maken en daarbij de volgende woorden toe te voegen: "als ik jou nog een keer tegenkom", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
02-158685-25
op 29 november 2024 te Tilburg , meerdere kledingstukken, die aan [kledingwinkel]
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen van twee weken met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met de pittige schorsingsvoorwaarden die aan verdachte zijn opgelegd en waaraan hij zich ook heeft gehouden. Ook verzoekt de verdediging rekening te houden met de trauma’s waarvan bij verdachte sprake is en die ook van invloed kunnen zijn geweest op het plegen van de feiten. Door de verdediging wordt verzocht alleen een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van vijf weken drie strafbare feiten gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, een bedreiging van een buschauffeur en een straatroof. Bij de straatroof heeft verdachte ook daadwerkelijk fysiek geweld toegepast door het slachtoffer met kracht bij zijn nek te pakken om er zo voor te zorgen dat de winterjas en de schoenen, die het slachtoffer aan had, bij hem konden worden weggenomen. Het kan niet anders dan dat dit voor het slachtoffer een beangstigende situatie is geweest.
De bedreiging van de buschauffeur is voor de buschauffeur ook een beangstigende situatie geweest. Hij was zijn beroep aan het uitoefenen en mag in dat kader ook aanwijzingen geven, zonder dat hij vervolgens bedreigd wordt.
Ook de winkeldiefstal is een ernstig feit waarmee schade wordt toegebracht aan [kledingwinkel] en daarmee ook aan de consumenten, aan wie de schade uiteindelijk in de verkoopprijzen wordt doorberekend.
Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele wijze respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de eigendommen van een ander. Verdachte heeft angst en verdriet veroorzaakt bij de slachtoffers van de straatroof en de bedreiging en kennelijk alleen aan zijn eigen financieel gewin gedacht. Ook in het algemeen maken dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de rapportage van de Raad en de mondelinge toelichting daarop ter zitting. De Raad ziet risicofactoren binnen verschillende domeinen. Verdachte heeft weinig tot geen sociale contacten, er is sprake van oplopend verzuim op school en hij heeft ingrijpende gebeurtenissen in zijn jeugd meegemaakt. Op dit moment heeft de vader geen rol in het leven van verdachte. Hierdoor ligt het toezicht, de begrenzing en de voorbeeldrol bij de moeder. Ondanks dat de jeugdreclassering en de moeder aandacht hebben voor de genoemde domeinen is het nog niet gelukt om (voldoende) grip op verdachte te krijgen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat verdachte de schorsingsvoorwaarde van huisarrest twee keer heeft overtreden. Dit maakt de kans op recidive groter.
De Raad vindt het van groot belang dat de jeugdreclassering betrokken blijft bij verdachte. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur. De Raad adviseert daarbij, naast de algemene voorwaarde dat verdachte geen nieuw strafbare feiten mag plegen, de bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant te Tilburg te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de invulling van een passende dagbesteding in de vorm van passend onderwijs, stage of werk;
- meewerkt aan het verkrijgen van meer inzicht in zijn sociale contacten;
- meewerkt aan de ambulante hulpverlening die en voor zo lang als door de jeugdreclassering nodig wordt geacht.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven op het verloop van het schorsingstoezicht. De jeugdreclassering geeft aan dat verdachte inmiddels open staat voor samenwerking en de afspraken die worden gemaakt nakomt. Hij heeft nog wel twee keer zijn schorsingsvoorwaarden overtreden. Met verdachte bespreekt de jeugdreclassering hoe het komt dat hij in de problemen komt. Het schoolverzuim was hoog, maar sinds verdachte naar [locatie] gaat is er sprake van een verbetering.
De straf
De rechtbank komt tot het oordeel dat de feiten zoals door verdachte gepleegd een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat de bedreiging was gericht tegen een buschauffeur ten tijde van de uitoefening van zijn beroep en dat er bij de straatroof sprake was van medeplegen. In strafverminderende mate heeft de rechtbank rekening gehouden met de nog erg jonge leeftijd van verdachte en de strenge schorsingsvoorwaarden waaraan hij zich heeft moeten houden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij neemt die dan ook over en legt aan verdachte op een werkstraf van 100 uur met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De voorwaardelijke jeugddetentie dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt. Aan de proeftijd worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, te weten dat verdachte meewerkt aan de invulling van een passende dagbesteding in de vorm van passend onderwijs, stage of werk, meewerkt aan het verkrijgen van meer inzicht in zijn sociale contacten en meewerkt aan hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht.
Aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant wordt de opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en om verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten, waarbij hij bij de straatroof daadwerkelijk fysiek geweld heeft toegepast en de buschauffeur heeft hij gedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Daarnaast is verdachte in mei 2025 nog twee keer in contact gekomen met de politie vanwege vechtpartijen. Er is kortom sprake van misdrijven die gericht zijn tegen en een gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw dergelijke misdrijven zal begaan. Daar komt bij dat verdachte het contact met de jeugdreclassering zelf ook nuttig vindt. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partij

02-410353-24
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van psychisch letsel ten gevolge van het strafbare feit en waaruit dat psychisch letsel bestaat. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x,77y, 77z, 77aa, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-410353-24
feit 1: Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
02-158685-25
Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- meewerkt aan de invulling van een passende dagbesteding in de vorm van passend onderwijs, stage of werk;
- meewerkt aan het verkrijgen van meer inzicht in zijn sociale contacten;
- meewerkt aan de ambulante hulpverlening die en voor zo lang als door de jeugdreclassering nodig wordt geacht.
- draagt de Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en aan het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Graaf, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. J.F.C. Janssen, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 augustus 2025.
Mr. I. de Graaf is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.