In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen het UWV, dat volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de weigering van een Wajong-uitkering. Eiseres had op 25 september 2024 een beslissing ontvangen van het UWV, waartegen zij bezwaar had aangetekend. Op 17 april 2025 heeft eiseres het UWV in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige heroverweging te waarborgen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht van € 53,- aan haar moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.