Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres B.V. en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de beslissing van 27 maart 2024, waarin werd medegedeeld dat de loongerelateerde WGA-uitkering van haar (ex-)werknemer per 16 juli 2024 zou worden omgezet naar een WGA-vervolguitkering. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 4 februari 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen.
De rechtbank bepaalde dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit op het bezwaar moest nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg gelijk in haar beroep, en het UWV werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 385,- en een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten aan eiseres. De uitspraak werd gedaan door rechter I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier J. Stevens, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.