Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Winia, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de weigering van een Wajong-uitkering, welke beslissing op 14 oktober 2024 was genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 7 mei 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen.
De rechtbank heeft bepaald dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar in dit geval werd een langere termijn van vier maanden opgelegd vanwege de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg gelijk, en het UWV werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres, die in totaal € 453,50 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.