In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) behandeld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het UWV van 29 augustus 2024, waarin werd aangegeven dat er geen aanleiding was om terug te komen op de eerdere beslissing om geen Wajong-uitkering toe te kennen. Eiser stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar, wat aanleiding geeft tot deze rechtszaak.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft het UWV op 14 mei 2025 in gebreke gesteld, en sindsdien is er geen nieuw besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op het bezwaar. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank wijst erop dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.