ECLI:NL:RBZWB:2025:5160

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11485181 CV EXPL 25-162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van licentievergoedingen door Buma/Sena tegen horeca-exploitant

In deze civiele zaak vorderen de eisende partijen, Vereniging Buma en Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (Sena), licentievergoedingen van de gedaagde partij, een eenmanszaak die opereert onder de naam '[de eenmanszaak]'. De gedaagde stelt echter niet de exploitant te zijn van de horeca-onderneming en heeft zijn verweer onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. De vordering van Buma/Sena betreft een bedrag van € 2.146,87 aan Buma en € 3.353,36 aan Sena, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De eisende partijen stellen dat de gedaagde zonder licentie muziek openbaar maakt in zijn restaurant, wat inbreuk op auteursrechten zou betekenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, handelend onder de naam '[de eenmanszaak]', de feitelijke exploitant van het restaurant is, maar biedt de gedaagde de kans om tegenbewijs te leveren. De beslissing over de provisionele vordering tot verbod op het openbaar maken van muziek is aangehouden totdat er meer duidelijkheid is over de aansprakelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11485181 \ CV EXPL 25-162
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van

1.VERENIGING BUMA,

te Amstelveen,
2.
STICHTING TER EXPLOITATIE VAN NABURIGE RECHTEN (SENA),
te Hilversum,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Buma/Sena,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [de eenmanszaak],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Rechtspraktijk Amadeus.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlaten producties aan de zijde van Buma/Sena.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit de over en weer niet- of onvoldoende betwiste stellingen van partijen is het volgende komen vast te staan.
Uit het als productie 1 overgelegde uittreksel uit de Kamer van Koophandel blijkt dat de eenmanszaak van [gedaagde] , met de handelsnaam “ [de eenmanszaak] ” is ingeschreven per 1 oktober 2020, dat het een restaurant betreft en is gevestigd aan [adres 1] in [plaats 1] . Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende besloten vennootschap [B.V.] blijkt dat deze als activiteiten markthandel en eventcatering heeft alsmede horeca uitbating. [B.V.] heeft van 21 september 2020 tot 1 januari 2021 de handelsnaam “ [de eenmanszaak] ” gevoerd. Het vestigingsadres is gelegen in [plaats 2] aan [adres 2] . Mevrouw [naam] is bestuurder van deze vennootschap. In de correspondentie over een betalingsregeling met Buma/Sena is gebruik gemaakt van het adres [e-mailadres] dat gekoppeld is aan het vestigingsadres van het restaurant. Facturen, aanmaningen en betalingsregelingen zijn gericht aan [gedaagde] in persoon. Met hem en de bestuurder van [B.V.] en haar zoon is gecorrespondeerd over betalingsregelingen. Desgevraagd is namens Buma/Sena niet ingegaan op het verzoek van [B.V.] om de tenaamstelling te wijzigen van de eenmanszaak naar de B.V. omdat de B.V. niet staat ingeschreven op het vestigingsadres. Er is een huurovereenkomst aangaande het vestigingsadres van het restaurant waarbij [B.V.] per 1 mei 2023 huurder is van het pand. Er is een jaarrekening over 2023 in het geding gebracht met als aanduiding “ [B.V.] / [de eenmanszaak] ”. In het restaurant aan [adres 1] te [plaats 1] is muziek ten gehore gebracht.

3.Het geschil

3.1.
Buma/Sena vorderen - samengevat - om aan Buma een bedrag te betalen van € 2.146,87 en om aan Sena eeen bedrag te betalen van € 3.353,36, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 541,13 en de wettelijke (handels)rente tot en met 8 november 2024 van € 635,09 en daarna, alsmede [gedaagde] te verbieden om muziek te gehore te brengen in het restaurant, voor zover [gedaagde] daartoe geen licentie van Buma/Sena heeft verkregen onder verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de werkelijke proceskosten.
3.2.
Buma/Sena leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Buma behartigt de belangen van de bij haar aangesloten componisten, tekstdichters en muziekuitgevers met betrekking tot het openbaar uitvoeren van hun muziekwerken. Sena is op grond van de Wet op de naburige rechten aangewezen als rechtspersoon belast met de inning van billijke vergoedingen verschuldigd voor het voor commerciële doeleinden ten gehore brengen van muziek. Buma en Sena sluiten licentiecontracten af met openbaarmakers van muziek. [gedaagde] exploiteert een restaurant genaamd “ [de eenmanszaak] ” maakt muziek openbaar, heeft geen licentiecontract afgesloten, betaalt geen vergoeding daarvoor en maakt zodoende inbreuk op de auteursrechten van de makers en vertolkers van de muziek. Buma/Sena hebben daarom aan [gedaagde] facturen voor de licentieperiode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 toegezonden, alsmede voor de periode 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024. [gedaagde] heeft (volledige) betaling van deze facturen achterwege gelaten. De grondslag van de facturen betreffen een vergoeding voor schade vanwege de inbreuken op het auteursrecht van de makers en een vergoeding voor uitvoerende artiesten en producenten, door zonder licentie muziek openbaar te maken. De omvang van de facturen is gelijk aan de licentievergoeding (Buma) en de billijke vergoeding (Sena) en bedragen respectievelijk € 2.146,87 en € 3.353,36. Buma/Sena vermeerderen dit bedrag met tot 8 november 2024 verschenen wettelijke handelsrechte van € 635,09 en buitengerechtelijke incassokosten van € 541,13. Daarop is een bedrag van € 1.338,98 en € 250,00 betaald, zodat een bedrag resteert van € 5.087,47, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 8 november 2024, aldus Buma/Sena.
Provisionele vordering
3.3.
Voorafgaande aan een eindbeslissing in deze zaak, vorderen Buma/Sena toewijzing van de provisionele vordering ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke rechtsvorering tot een verbod een muziekwerk openbaar te maken in het restaurant zolang [gedaagde] daar geen licentie voor heeft gekregen van Buma/Sena, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 20.000,00.
3.4.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Buma/Sena, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Buma/Sena, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Buma/Sena in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] voert als meest vergaande verweer aan dat niet hij maar [B.V.] bedrijfseigenaar en exploitant van het restaurant [de eenmanszaak] aan [adres 1] te [plaats 1] is. Zo blijkt uit een overgelegde jaarrekening van 2023 dat het horecabedrijf voor rekening en risico van [B.V.] wordt gedreven en het bedrijfsresultaat aan die B.V. toekomt. Bij dupliek wijst [gedaagde] nog op correspondentie die de zoon van de bestuurder van [B.V.] heeft gevoerd met Buma/Sena naar aanleiding van de uitval van zijn moeder en op de huurovereenkomst betreffende het pand die is gesloten tussen [B.V.] als huurder en een derde. [gedaagde] stelt dat hij slechts het gebruik van de handelsnaam “ [de eenmanszaak] ” (om niet) aan [B.V.] heeft toegestaan en dat deze vennootschap het restaurant exploiteert. Hij is niet de bedrijfseigenaar of exploitant en heeft hierin geen leidinggevende dan wel sturende rol, noch is hij leidinggevende geweest.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat Buma/Sena stellen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het openbaar maken van de muziek in het restaurant en de daaraan te verbinden verplichtingen tot betaling van de licentievergoeding. [gedaagde] betwist dit feit, zodat op Buma/Sena de bewijslast en het bewijsrisico daarvan rust. Over de door [gedaagde] aangehaalde feiten en omstandigheden die hij ten grondslag legt aan zijn verweer, oordeelt de kantonrechter als volgt.
4.3.
Buma/Sena stellen dat gedaagde, [gedaagde] , handelend onder de naam “ [de eenmanszaak] ” de daadwerkelijke exploitant is van het restaurant gevestigd aan de [adres 1] in [plaats 1] . Aanleiding daarvoor is de inschrijving van die onderneming op dat adres zoals vermeld in de registers van de Kamer van Koophandel. [gedaagde] brengt daar tegen in dat uit de jaarrekening van [B.V.] blijkt dat het restaurant voor rekening en risico van de B.V. komt. De jaarrekening over 2023 van [B.V.] zoals overgelegd is echter niet voldoende herleidbaar tot het restaurant. Het kan - gezien de andere activiteiten van de vennootschap - het ook (mede) zien op andere activiteiten dan de exploitatie van het restaurant in [plaats 1] . Daarbij komt dat [B.V.] de handelsnaam “ [de eenmanszaak] ” sinds 1 januari 2021 niet meer voert. De aanduiding in het jaarverslag 2023 “ [B.V.] / [de eenmanszaak] ” is daarom niet goed te verklaren. Omdat de zakelijke relatie tussen [gedaagde] en [B.V.] , althans haar bestuurder, mevrouw [naam] onvoldoende duidelijk is geworden, is het enkele feit dat door [B.V.] betalingen aan Buma/Sena zijn verricht, ook niet zondermeer voldoende om aan te nemen dat [B.V.] de feitelijke exploitant van het restaurant is en niet [gedaagde] . Zo heeft [gedaagde] , noch [B.V.] verklaard wie wel de feitelijk leidinggevende is in het restaurant, maar beperkt [gedaagde] zich tot de niet onderbouwde opmerking dat hij alleen de naam in gebruik heeft gegeven aan [B.V.] Ook de huurovereenkomst wijst niet zondermeer in de richting van [B.V.] als exploitant van het restaurant. Het is slechts bewijs van het huurrecht van het (bedrijfs)pand met bovenwoning. Zo kan [B.V.] het restaurant-gedeelte van het pand in onderhuur verstrekken aan [gedaagde] en zijn onderneming. Daar komt bij dat de huurovereenkomst dateert van na het moment dat [B.V.] het gebruik van de handelsnaam “ [de eenmanszaak] ” heeft beëindigd. Verder wijst de e-mailcorrespondentie tussen Buma/Sena en [gedaagde] en/of [B.V.] evenmin eenduidig op het feit dat [B.V.] de exploitant is. De kantonrechter herhaalt hierbij dat het e-mail adres [e-mailadres] gekoppeld is aan vestiging van het restaurant. Aldus heeft [gedaagde] zijn verweer onvoldoende onderbouwd en moet de conclusie zijn dat de stelling van Buma/Sena voorshands bewezen moet worden geacht.
4.4.
Omdat [gedaagde] heeft aangeboden (nader) bewijs te leveren ter onderbouwing van zijn verweer, zal de kantonrechter hem in de gelegenheid stellen tegenbewijs te leveren van de voorshands bewezen geachte stelling dat hij de exploitant is van de het restaurant “ [de eenmanszaak] ” gevestigd aan [adres 1] te [plaats 1] .
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Ten aanzien van de provisionele vordering
4.6.
Omdat thans niet in rechte is komen vast te staan wie de gevorderde vergoedingen dient te betalen, dan wel wie onrechtmatig jegens Buma/Sena heeft gehandeld, kan de provisionele vordering in dit stadium van de procedure nog niet worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid tegenbewijs te leveren van de voorshands bewezen geacht stelling dat hij de exploitant is van het restaurant “ [de eenmanszaak] ” gevestigd aan [adres 1] te [plaats 1] ,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 10 september 2025voor uitlating door [gedaagde] of hij tegenbewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [gedaagde] geen tegenbewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [gedaagde]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
oktober 2025tot en met
februari 2026dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van een nog aan te wijzen kantonrechter van deze rechtbank, in het gerechtsgebouw te Tilburg, Piusplein 50,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.