ECLI:NL:RBZWB:2025:5170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
438042 / KG ZA 25-384
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding met betrekking tot contactregeling en ondertoezichtstelling van minderjarige

Op 4 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een kort geding behandeld tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd waren en gezamenlijk ouderlijk gezag hebben over hun minderjarige kind. De man vorderde dat de vrouw de contactregeling, zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan, zou naleven. De vrouw voerde verweer en vorderde in reconventie dat het kind aan haar zou worden toevertrouwd en dat de contactregeling met de man zou worden geschorst. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2025, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was, werd een voorlopige ondertoezichtstelling van het kind verzocht. Dit verzoek werd met instemming van beide partijen mondeling toegewezen. Aangezien beide partijen hun vorderingen introkken, was er geen belang meer bij een verdere beoordeling. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. Toekoen en is schriftelijk vastgelegd op 7 augustus 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer : C/02/438042 / KG ZA 25-384
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2025
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat: mr. dr. J.A.E. van Raak-Kuiper te Udenhout,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.A.P. Kolsteren-van Heijst te Hulten.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de voorzieningenrechter over de vorderingen geadviseerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte aanvullende producties, alsmede akte vermeerdering van eis van
30 juli 2025;
- het e-mailbericht van mr. Kolsteren-Van Heijst van 1 augustus 2025;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties.
1.2.
Op 4 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens die mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van 16 december 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant (de GI). De ondertoezichtstelling heeft gelopen tot 16 december 2024.
2.4.
Het hoofdverblijf van [minderjarige] is bij beschikking van 31 oktober 2023 bij de man bepaald.
2.4.
Bij de voormelde beschikking van 31 oktober 2023 is, voor zover thans van belang, een zorgregeling tussen de vrouw en [minderjarige] vastgesteld van éénmaal per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. Partijen hebben in onderling overleg bij het ouderschapsplan van 6 september 2024 een 50/50 verdeling afgesproken, waarbij [minderjarige] de ene week bij de man is en de andere week bij de vrouw. Het wisselmoment is op vrijdag om 18.15 uur, waarbij de ouder waar [minderjarige] het laatst verbleef [minderjarige] naar de andere ouder brengt.

3.De vorderingen in conventie en reconventie

3.1.
De man vordert in conventie bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
- de vrouw te veroordelen om de contactregeling afspraken zoals neergelegd in het ouderschapsplan d.d. 6 september 2024 met onmiddellijke ingang na te komen;
- dan wel zich te houden aan de beschikking van 31 oktober 2023, voor zover de vrouw en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee weken van vrijdagavond tot zondagavond 18:00 uur;
- op verbeurte van een dwangsom van € 200,-- voor iedere dag dat de vrouw het door de voorzieningenrechter te geven vonnis niet nakomt, met veroordeling in de kosten van dit geding.
De vermeerdering van eis in conventie luidt als volgt
  • de vrouw te veroordelen om onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis in kort geding te bepalen dat zij de beschikking van 31 oktober 2023 dient na te komen en zij wordt bevolen tot afgifte van de minderjarige [minderjarige] aan de man, zo nodig met behulp van de sterke arm;
  • te bepalen dat de contactregeling tussen de vrouw en [minderjarige] wordt stopgezet. Op straffe van een dwangsom van € 200,-- voor iedere dag dat de vrouw het door de voorzieningenrechter te geven vonnis niet nakomt, zoals reeds verwoord in de dagvaarding.
3.2.
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen. In reconventie vordert de vrouw:
- te bepalen dat de minderjarige, [minderjarige] , wordt toevertrouwd aan de vrouw;
- te bepalen dat de contactregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan d.d. 6 september 2024 (dan wel zoals bepaald bij beschikking d.d. 31 oktober 2023) tussen gedaagde in reconventie (de man) en de minderjarige zoon van partijen zal worden geschorst.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen over en weer hun vorderingen toegelicht. Naar aanleiding van de zorgen die hieruit naar voren zijn gekomen heeft de Raad tijdens de mondelinge behandeling verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. De voorzieningenrechter heeft in zijn hoedanigheid van kinderrechter dit verzoek van de Raad, met instemming van beide partijen, mondeling toegewezen. Hierbij is als uitvoerder van de maatregel de GI aangewezen. Dit verzoek zal door de Raad nog schriftelijk worden bevestigd. De advocaten van partijen hebben hierop namens partijen de voorliggende vorderingen in kort geding ingetrokken.
4.2.
Nu beide partijen hun vorderingen hebben ingetrokken is er geen belang meer bij een beoordeling hiervan. De voorzieningenrechter zal de vorderingen in conventie en reconventie dan ook afwijzen.
4.3.
Omdat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest en deze procedure ziet op hun beider kind, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie en reconventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Toekoen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025 in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier, en schriftelijk vastgelegd op 7 augustus 2025.