Op 4 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een kort geding behandeld tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd waren en gezamenlijk ouderlijk gezag hebben over hun minderjarige kind. De man vorderde dat de vrouw de contactregeling, zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan, zou naleven. De vrouw voerde verweer en vorderde in reconventie dat het kind aan haar zou worden toevertrouwd en dat de contactregeling met de man zou worden geschorst. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2025, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was, werd een voorlopige ondertoezichtstelling van het kind verzocht. Dit verzoek werd met instemming van beide partijen mondeling toegewezen. Aangezien beide partijen hun vorderingen introkken, was er geen belang meer bij een verdere beoordeling. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. Toekoen en is schriftelijk vastgelegd op 7 augustus 2025.