In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 24 februari 2023 de WOZ-waarden van een woning en een hotel vastgesteld op respectievelijk € 468.000 en € 1.810.000. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststellingen, maar de heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarden niet te hoog zijn vastgesteld en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende zijn om de aanslagen te vernietigen. Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met zes maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende. De rechtbank wijst de beroepen van belanghebbende ongegrond en handhaaft de WOZ-waarden en de aanslagen OZB.