Uitspraak
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 4 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant voor een periode van drie maanden. Dit verzoek volgde op signalen van de moeder over mogelijk seksueel misbruik door de vader, die door de vader werd ontkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] en er was eerder een zorgregeling vastgesteld die door de moeder was stopgezet vanwege de zorgen over de veiligheid van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders ingestemd met het verzoek van de Raad. De kinderrechter oordeelde dat er een acute en ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [minderjarige] is en dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 4 augustus 2025 tot 4 november 2025, en heeft de inzet van een jeugdbeschermer per direct noodzakelijk geacht.