ECLI:NL:RBZWB:2025:5177

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
AWB-24_7052
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in kwijtscheldingsverzoek gemeentelijke belastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld die verzoekt om kwijtschelding van aanslagen gemeentelijke belastingen. De heffingsambtenaar heeft het verzoek afgewezen, maar deze afwijzing is niet naar de belanghebbende gestuurd omdat er geen adresgegevens bekend zijn. De rechtbank heeft de belanghebbende geïnformeerd dat de zaak ook zonder mondelinge behandeling kan worden afgedaan, maar omdat de belanghebbende niet om een zitting heeft gevraagd, is het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de ambtenaar die belast is met de invordering van gemeentelijke belastingen, de invorderingsambtenaar, beslist op een verzoek om kwijtschelding bij beschikking. Indien de belanghebbende het niet eens is met deze beschikking, kan zij binnen tien dagen een beroepschrift indienen bij het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende niet eerder op de hoogte was van de beslissing op haar verzoek om kwijtschelding, en draagt het dagelijks bestuur op om het beroepschrift als prematuur in behandeling te nemen.

De rechtbank concludeert dat zij onbevoegd is om de zaak te behandelen, omdat de besluiten zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, waartegen geen beroep kan worden ingesteld bij de (fiscale) bestuursrechter. De rechtbank gelast de griffier om het griffierecht terug te betalen aan de belanghebbende en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/7052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en
de invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant,de invorderingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende waarin zij verzoekt om kwijtschelding van de aanslagen die zijn opgelegd op 25 februari 2022 (aanslagnummer [nummer] ).
1.1.
De heffingsambtenaar heeft het kwijtscheldingsverzoek van belanghebbende afgewezen. Die afwijzing is niet naar belanghebbende gestuurd omdat geen adresgegevens bekend zijn.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft telefonisch aan de rechtbank laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt. De rechtbank heeft vervolgens belanghebbende bij brief van
10 juni 2025 laten weten dat de zaak ook zonder mondeling behandeling kan worden afgedaan. In die brief is aangegeven dat belanghebbende moet reageren indien een zitting gewenst is. Daarbij is een termijn voor een reactie van twee weken gegeven. Omdat belanghebbende na verzending van die brief niet om een zitting heeft gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 30 juni 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend omdat zij een kwijtschelding van haar aanslag gemeentelijke belastingen wenst.
3. De ambtenaar die belast is met de invordering van gemeentelijke belastingen (de invorderingsambtenaar) beslist op een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen bij voor administratief beroep vatbare beschikking (de kwijtscheldingsbeschikking). [1]
4. Indien de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de kwijtscheldingsbeschikking kan binnen tien dagen na dagtekening ervan een aan het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant (het dagelijks bestuur) gericht beroepschrift indienen. Het dagelijks bestuur beslist op het beroep bij uitspraak (de uitspraak van het dagelijks bestuur). [2] Omdat belanghebbende niet eerder dan door het indienen van deze procedure op de hoogte is geraakt van de beslissing op haar verzoek om kwijtschelding, zal de rechtbank het dagelijks bestuur opdragen het beroepschrift als prematuur ingediend administratief beroepschrift in behandeling te nemen. Doorzending van het stuk [3] blijft achterwege aangezien de betreffende brief zich al in het dossier van belanghebbende bevindt en dus bekend is bij de Belastingsamenwerking West-Brabant.
5. Zowel de kwijtscheldingsbeschikking als de uitspraak van het dagelijks bestuur zijn besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990. Gelet op het bepaalde in artikel 8:5 Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, bijlage 2, behorende bij de Awb, kan daartegen geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter worden ingesteld. De (fiscale) bestuursrechter is dus onbevoegd ten aanzien van het verzoek van belanghebbende. Wel kunnen eventuele rechtsmiddelen worden aangewend bij de civiele rechter.
6. Aangezien de rechtbank onbevoegd is, zal aan de griffier worden opgedragen het griffierecht terug te betalen aan belanghebbende. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet behandelen. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • gelast de griffier het griffierecht van € 51 aan belanghebbende terug te betalen;
  • draagt het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant op het beroepschrift als prematuur administratief beroepschrift in behandeling te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 7 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet; artikel 26 van de Invorderingswet 1990; artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
2.Artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet; artikel 26 van de Invorderingswet 1990; artikel 24 en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
3.Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht.