In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1953, die lijdt aan een bipolaire stoornis. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat haar gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. Betrokkene heeft in het verleden meerdere suïcidepogingen ondernomen en vertoont hinderlijk gedrag, wat haar veiligheid en die van anderen in gevaar brengt. Ondanks haar expliciete weigering van zorg, heeft de rechtbank geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend voor een periode van twaalf maanden, waarbij de volgende zorgvormen zijn toegestaan: het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Struijs, rechter, in aanwezigheid van de griffier op 28 juli 2025.